Inloggen

biografie: Martin Veltman

MARTINUS ANTONIUS VELTMAN  [Leeuwarden  1928 - Amsterdam 1995]

Hij was het vierde kind van een groot rooms-katholiek gezin, een rustig en muzikaal gezin in Leeuwarden.Vader Veltman was procuratiehouder.

Na de lagere school bezocht Martin Veltman de ULO. Hij was ook misdienaar in de Bonifatiuskerk in Leeuwarden maar brak al op jonge leeftijd  met de rooms-katholieke kerk.

Zijn belangstelling om gedichten te lezen was er al op jonge leeftijd en op zijn zestiende begon hij  gedichten te schrijven.  Na zijn diensttijd in Weesp vond hij daar in 1950 een administratieve betrekking  bij Philips-Roxane op het influenzavirusvaccins-laboratorium. Daarna kwam hij in Amsterdam terecht bij de Medische Dienst van deze onderneming. Daar ontpopte hij zich als tekstschrijver.

Martin Veltman was een dichter, maar zijn poëzie heeft steeds in de schaduw gestaan van zijn activiteiten in het reclamevak. Als bij het verschijnen van een nieuwe verzenbundel van zijn hand, over hem en zijn werk werd geschreven, dan werd steeds de relatie gelegd met de reclameman en tekstschrijver Veltman. Slagzinnen waarmee hij succes had: 'Heerlijk, helder Heineken' en ‘s Lands grootste kruidenier blijft op de kleintjes letten'. Hij werd Nederlands beroemdste tekstschrijver, maar hij had in de eerste plaats dichter willen zijn. 'Hij liet om zakenman te worden eens een jong-dichterschap varen', concludeerde C.O. Jellema in 1988.

Toen Martin Veltman uit Leeuwarden vertrok, had hij een bundel sonnetten persklaar in zijn bagage. Hij verwachtte in Amsterdam, het mekka van de poëzie in Nederland, hiervoor belangstelling te vinden. Hij meldde zich bij Ad den Besten, die met zijn reeks 'De Windroos' baanbrekend werk deed voor de nieuwe poëzie van na de oorlog. Den Besten wist de traditionele sonnetten van Veltman niet te waarderen en raadde publicatie af. Hij adviseerde de jonge dichter het met een meer vrije vorm te proberen.

In 1953 debuteerde Martin A. Veltman (zoals hij zich toen noemde) met een titelloze bundel bij de in datzelfde jaar opgerichte De Beuk, Stichting voor literaire publicaties te Amsterdam. Veltman behoorde tot de vriendenkring van de oprichters (Wim J. Simons, Johan B.W. Polak, Frits A.M. Knuf) van deze nieuwe uitgeverij en hij werd ook gevraagd zitting te nemen in de redactie  van het Amsterdams Tijdschrift voor Letterkunde, dat ook in 1953 begon te verschijnen.

Het titelloze debuut was de tweede uitgave en de eerste poëziepublicatie van De Beuk, met  vrije verzen in romantische toonzetting. Het debuut bleef niet onopgemerkt. Zo schreef J. van Doorne in het dagblad Trouw: 'Wij hebben de gedichten met ontroering ondergaan;… een gevecht met de taal met als inzet: uit te drukken wat niet te zeggen is. Het geschonden hart van de mens treurt in deze gedichten om de geschonden droom. Sterke, edele, moderne poëzie.' Minder waardering oogstte de dichter bij de Vijftigers, bij wie hij tevergeefs aansluiting  zocht.

In 1956 verscheen een nieuwe bundel, opnieuw bij De Beuk, onder de titel Amen is amen, met verzen die  wat dichter bij de Vijftigers zijn gekomen.

Amen is amen
Amen is: het heeft zo moeten zijn
en dat betekent:
wij redden ons niet meer van vuur en zwaard
en oorlogsoverrompeling
maar ook:
wij kleden ons met rozen
en gaan in stemmen rond van vrede en verzoening.
Daarom is amen amen
en zachter kan het niet.

In 1955 was hij als copy-writer in dienst getreden bij Smit's Reclame en Adviesbureau, waar hij het tot copy-chief bracht. Later kwam hij bij het reclamebureau Prad terecht en had tussendoor met Nico Hey een eigen bureautje. In 1962 werd een belangrijke stap gezet. Samen met Giep Franzen en Nico Hey richtte Martin Veltman een eigen bureau op (FHV), dat zou uitgroeien tot een van de Nederlandse reclamebureaus. In 1966 vroeg Hans van Mierlo aan Veltman de campagne voor de nieuwe politieke partij D'66 te verzorgen en werd hij nauw betrokken bij het schrijven van het verkiezingsprogramma.

In 1979 besloot hij zijn bestaan als zakenman af te bouwen en weer tijd vrij te maken voor de poëzie. In 1976 was hij in het huwelijk getreden met de actrice Petra Laseur. Uit een eerder huwelijk dragen twee zonen (Maarten en Onno) zijn naam. In 1984 ging hij met vervroegd pensioen. Inmiddels waren weer twee verzenbundels van zijn hand verschenen, nu onder de naam Martin Veltman -- de A. van zijn eerste bundels had hij laten vallen. In feite betekende de bundel De Zaken en De Dood uit 1980 een nieuw debuut en de dichter zag dat zelf ook zo. Hij wilde een nieuwe start maken en koos voor een gebonden, klassieke vorm en een heldere zeggingskracht. Nijhoff, Bloem en  Roland Holst  zag hij als voorbeelden. De ervaringen uit de zakenwereld werden in de nieuwe bundel gerelativeerd.

Dat in de titel van deze bundel naast 'de zaken' ook 'de dood' wordt genoemd, is niet verwonderlijk. De dood is in zijn werk een steeds terugkerend thema. In een interview met de Leeuwarder Courant zei hij in 1986: `Er gaat geen dag voorbij of ik denk eraan. Daarom heb ik ook zo'n haast met schrijven, want morgen kan ik er wel niet meer zijn.'

Dichten was voor Martin Veltman een vorm van bezweren. Met taal de dood, de wanhoop en de chaos bezweren. Daarom ook zijn sterke voorkeur  voor de gebonden vorm. 'Ik zou geen vrij vers kunnen schrijven, want dan heb ik geen idee waar het eindigt', zei hij eens.

Zijn liefde voor vaste vormen komt in de na 1980 verschenen bundels duidelijk naar voren, niet alleen het sonnet, maar ook minder bekende dichtvormen zoals de villanella en het quintijn.

De erkenning die hij met zijn tweede debuut en ook met de daarop volgende bundels hoopte te krijgen, bleef uit. Het stak hem dat zijn werk niet als vanzelfsprekend in bloemlezingen terechtkwam en de tegenvallende verkoopcijfers van zijn bundels waren een terugkerende teleurstelling.
In 1988 verscheen de bundel Zout, geïnspireerd door Een winter aan zee van A. Roland Holst. Veltman toonde zich hierin een weemoedig lyricus, worstelend om evenwicht te bereiken tussen elegisch aandoende sentimenten en de hierop soms haaks staande vaste vorm van het gedicht. Tussen de regels door proef je in de bundel Zout de teleurstelling dat hij niet de dichter geworden was die hij had willen zijn. In die tijd zocht Veltman weer de reclame op en was beschikbaar als adviseur. Ook verzorgde hij in 1990-1992 een column in NRC Handelsblad, toegespitst op de reclame, het vak waarin hij voor de jongere generatie  een legende was.

Martin Veltman hield zich bij voorkeur afzijdig van literaire evenementen. Voor voordrachten uit eigen werk was hij wel te vinden, maar dan het liefst voor een klein gezelschap. Eén keer trad hij op in 'De Nacht van de Poëzie' in Utrecht, maar dat had volgens hem niets met poëzie te maken, een circus.

De poëzie-criticus WIM J. SIMONS ziet Veltman als een wat eenzelvig dichter van traditionele poëzie met soms charmante weemoedigheid en steeds getuigend van grote taalbeheersing. Martin Veltman is een dichter die men ontdekken moet, zo vindt Simons. 

Werk:

Gedichten (1953)
Bij het monument op de Afsluitdijk (1954)
Amen is amen (1956)
Moeder en zoon (1956)
De zaken & de dood (1980)
Spiegelgevecht (1981)
Destinaties (1984)
Negentien villanellen (1985)
Zout (1987)
Hollandse quintijnen (1991)