Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Zouden we honger lijden

Op menig geboortekaartje uit de vijftiger jaren stond het te lezen.
“Zouden we honger lijden om een mondje meer?” Daarmee werd de derde, vierde, en soms vijfde of zesde, spruit in het gezin welkom geheten. De ouders hadden immers de oorlog meegemaakt en wisten wat honger was.

In onze samenleving wordt geen honger meer geleden, althans niet door zeker vier vijfde deel van de bevolking. Er komen ook geen ‘mondjes meer’ bij in de gezinnen. Men houdt het bij twee, want eentje is geentje. Een derde kan er af en toe nog bij, en heel soms nog een vierde. Daarna houdt men het voor bekeken.

Gelijk hebben ze, de moeders die het allemaal maar moeten zien te klaren. Hoe hun grootmoeders het vroeger deden zal menig jongmens een raadsel blijven. Want het was ook zonder koters behelpen, en al zeker met een mondje meer in huis. Dat mondje meer moest immers niet alleen gevuld worden, het bracht ook hopen werk mee.

Alleen al de bewerkelijke was verdient hulde. Elektriciteit was toen alleen voor de lampen. En een wasmachine was onvoorstelbaar in het doorsnee gezin. Mijn moeder had elke week minstens een volle dag werk aan de was. Ik snap nog altijd niet hoe ze aan deze bezigheid geen tennis-elleboog overgehouden heeft. Want die degelijke ouderwetse katoen woog tonnen als hij nat was, en moest handmatig uitgewrongen worden. Maar tennissen was natuurlijk voor de rijkelui, en iemand als mijn moeder kon zoiets dus niet krijgen.

Het strijken gebeurde met loodzware gietijzeren bouten, die beurtelings op de heetgestookte kachel werden opgewarmd. Mijn moeder heeft zo ettelijke jaren lang elke week verschillende uren aan gewichtheffen gedaan.
Als je dan bedenkt dat zo’n baby per dag minstens 6 katoenen luiers vuil maakte, en meestal waren het er meer, kan je uitrekenen wat dat mondje meer aan extra werk meebracht.

Stofzuigers bestonden ook niet, zeker niet voor het doorsnee gezin met het mondje meer. En wie ooit een baby in huis heeft gehad weet uit ervaring hoeveel stof zo’n hummel produceert.

Voeding was in die tijd ook een hoofdstuk apart. Hoe meer monden aan tafel, des te arbeidsintensiever was het koken. Je kwam niet toe met een kom soep voor drie dagen. En soep maakte je toen niet even snel in een stoomkoker. Diepvriezers en koelkasten waren er niet, dus kon je de maaltijd niet vooraf klaarmaken om hem later even op te warmen.
Nee, er was wel inmaak. Elke zomer werden de groenten van het seizoen geplukt, ontpit, gedopt of van de stelen ontdaan, en gesneden. Een hels karwei waarbij het hele gezin werd ingeschakeld. Daarvoor waren de mondjes meer, eenmaal het larvenstadium ontgroeid, wel handig.

Daarna kwam het vullen van de weckpotten, netjes opgestapeld in de steriliseerketel. Die stond dan te sissen en te schudden dat horen en zien verging. De keuken leek wel een sauna. Achteraf gingen mijn ouders regelmatig vergenoegd de netjes gerangschikte wintervoorraad in de kelder bewonderen: de bokalen spinazie, worteltjes, boontjes, erwtjes, appelmoes, en later ook tomaten. De confituurpotten werden nauwkeurig gemerkt op datum en inhoud.

Alles werd vooral zuinig aangepakt, want voedsel was kostbaar en duur. Niets werd weggegooid, alles kon nog dienen.
Hoe anders gaat het er nu aan toe! De supermarkten puilen uit van de voedingswaren. Ze komen niet meer alleen uit eigen streek, ze worden per vliegtuig met tonnen aangevoerd. Voor een prijsje kan je je de meest exotische kost aanschaffen. We hoeven er zelfs niet eens meer de handen voor uit de mouwen te steken als we dat liever niet doen. Alles kan je tegenwoordig kant en klaar kopen en op te warmen in de microgolfoven.

Nu hebben we volautomatische wasmachines en droogkasten, stoomstrijkijzers waarmee je bij wijze van spreken alleen nog naar het wasgoed hoeft te kijken om het glad te krijgen. Luiers, het zou een akkefietje moeten zijn. Moderne baby’s worden echter in wegwerpluiers gestopt.

Met stofzuigers en stoomreinigers banjeren we door het huis en laten alle huismijten de schrik van hun leven krijgen. Sokken met gaten gaan onverbiddelijk de vuilnisemmer in, aan stoppen besteden we - gelukkig maar! - geen tijd meer. Van oude mantels worden geen nieuwe meer gemaakt voor de kinderen.

We leven in luilekkerland. We zouden mondjes en mondjes meer aankunnen en nog altijd op overschot leven. De rekken in de supermarkt barsten uit hun voegen, de overvolle winkelwagens worden met moeite naar de break of SUV gesleurd. De gemiddelde Westeuropeaan eet zich bijna letterlijk het graf in.

En ze komen, de mondjes. Maar ze zijn niet meer van eigen kweek. Ze komen van verre, uit andere contreien, aangelokt door ons aards paradijs, het land van melk en honing. Ze zien het op de televisie, die wij met het oog op snelle winst gauw hebben geëxporteerd. Voor wie elke dag met veel moeite zijn kostje bijeen moet scharrelen, is de aantrekkingskracht onweerstaanbaar.

Maar in Vlaanderen is geen plaats meer en Nederland is vol. Heel Europa zit volgestouwd met weldoorvoede, zelfgenoegzame dikkerds, bij wie de honger naar meer nooit overgaat.
Ik weet het wel hoor, andere tijden andere zeden, andere noden, andere stijlen. En er is hard voor gewerkt, voor onze welvaart. Toch blijft het knagen. In een tijd van schaarste en moeite kon een mondje meer er altijd bij. Nu hebben wij overschot en raken we zo makkelijk aan ons gerief.
Maar de geboortekaartjes met de welkomstgroet zijn op.


Zie ook: http://users.telenet.be/minervaria

Schrijver: Minervaria, 4 november 2006


Geplaatst in de categorie: maatschappij

3.8 met 4 stemmen 861



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)