Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De moeizame relatie tussen astronomie en astrologie

Van oorsprong was de astronomie een wetenschap die door priesters werd beoefend. De reden daarvoor was simpel: men beschouwde hemellichamen als manifestaties van de goden. Maar ook voor heel aardse zaken als landbouw en navigatie had men kennis van de sterrenhemel nodig. Aan de hand daarvan konden de Oude Egyptenaren bv. vaststellen in welke perioden van het jaar er gezaaid en geoogst moest worden. Verder zocht men de oorsprong van de mens en zijn uiteindelijke bestemming, evenals het leven na de dood, in de kosmos. Zo dachten de Egyptenaren in de tijd van het Oude Rijk dat de zielen van de overleden farao's als 'Achoe' opstegen naar de circumpolaire sterren, d.w.z. de sterren die nooit ondergaan. Je kunt dat ook zien aan de positie van de schachten die vanuit de koningskamer van de grote piramide van Gizeh in de richting wijzen van de hemelpool. De belangrijkste schacht staat gericht op de ster Thuban, die ca. 2500 v. Chr. de poolster was.

De Oude Egyptenaren hebben later hun intuïtieve verbondenheid met het heelal grotendeels verloren. Dat zie je vooral in de latere fases van het Nieuwe Rijk. De dodenboeken uit die tijd zijn vnl. verzamelingen magische spreuken en formules. Men geloofde toen dat je het eeuwige leven zou bereiken als je allerlei toverspreuken foutloos kon opdreunen wanneer je voor het dodengericht zou worden geleid. In 1500 jaar is er een hoop kennis en kosmisch besef verloren gegaan.
Ook andere culturen maakten vanuit een godsdienstig besef studie van de kosmos, zoals bv. de Chaldeeën en de Babyloniërs. Omdat sterren, planeten en sterrenbeelden als verschijningsvormen van goddelijke machten werden gezien, legde men een relatie tussen de standen aan de sterrenhemel en de gebeurtenissen op aarde. In feite vormde dat de basis voor de astrologie.

Van dat 'heilige' besef is heden ten dage zowel bij astronomen als bij astrologen weinig meer overgebleven. De meeste sterrenkundigen verrichten tegenwoordig geen veldwerk meer en zijn zelden achter een telescoop te vinden. Je treft ze steevast aan achter hun p.c. Hooguit bestuderen ze de sterrenhemel met peperdure CCD-camera's, die aangesloten zijn op telescopen met een digitale volginrichting, waardoor ze perfect in de pas lopen met de draaiing van de sterrenhemel. Sommige telescopen zoals bv. de Hubble en de Spitzer Space Telescope zweven zelfs in de ruimte. Dergelijke ruimtetelescopen komen er steeds meer. De band tussen de astronoom en de sterrenwereld is dan wel héél dun geworden - nauwelijks dikker dan een p.c.-kabel.

Astrologen beschikken meestal niet over noemenswaardige kennis van het heelal of van sterrenkundige principes, zoals me al verschillende keren is gebleken. Eigenlijk zijn ze daarin ook helemaal niet geïnteresseerd. Ze hebben een beetje verstand van hemelmechanica, en dan vooral van de beweging van de aarde om de zon, inclusief alle huppelpasjes die de aarde in de loop van 26.000 jaar kan maken. Verder komen ze meestal niet. Ook zij zitten vaak achter de computer. Het maken van een horoscoop is door al die techniek trouwens verbluffend eenvoudig geworden. Vroeger had men nog een beetje verstand van wiskunde en astronomie nodig om een goede horoscoop op te stellen. Tegenwoordig is het bezit van een p.c. al voldoende. De betekenissen van al die conjuncties, opposities, sextielen en driehoeken rollen er bij het opstellen van een horoscoop automatisch uit. Het komt er alleen nog maar op aan dat je hoofd- en bijzaken van elkaar kunt scheiden. Voor de rest kan een kind de was doen.

Ook in de astronomie gaan de ontwikkelingen tegenwoordig razendsnel. Er is geen enkele wetenschap te bedenken waarin fantasie en verbeeldingskracht zó'n enorme rol spelen als juist de sterrenkunde. In die zin kun je misschien wel van een zin of hang naar het religieuze spreken.
Ik heb wel eens het idee dat populariserende sterrenkundigen de nieuwe goeroes zijn geworden. Het volk hangt aan hun lippen als er weer een ontdekking van een planeet in een ander zonnestelsel bekend wordt gemaakt. Dat is spannend, dat is sensationeel. Ook de speurtocht naar leven in ons eigen zonnestelsel zorgt voor menige thrills. Zo is men enorme onderaardse oceanen op Mars en op de Jupitermaan Callisto op het spoor gekomen. Ook op de Saturnusmaan Titan zou een oceaan rondklotsen en zelfs maritiem leven mogelijk zijn. Zoiets prikkelt de verbeelding. Het succes van zenders als Discovery en National Geographic is voor een deel te verklaren door die niet-onderkende drang naar het kosmische en het goddelijke, naar onze oorsprong en uiteindelijke bestemming; het is alleen nogal ver weggestopt.

Ik denk dat we mensen wel kunnen prikkelen om die twee wetenschappen weer dichter bij elkaar te brengen. Maar dan zal er meer begrip voor elkaar moeten worden opgebracht. Nu is het nog vaak óf het één, óf het ander: óf men gelooft in allerlei spirituele openbaringen en kennis van de kosmos, waarbij wetenschappelijke inzichten worden verwaarloosd of zelfs geminacht, óf men is aanhanger van de wetenschappelijke richting, waarbij alles wat zweemt naar spiritualiteit wordt geminacht en als ridicule onzin wordt afgedaan.
Het besef van de gemeenschappelijke oorsprong van beide disciplines is op zichzelf niet voldoende om ze dichter bij elkaar te brengen. Daarvoor is ook een wat meer holistische kijk op de kosmos nodig. Men zal allereerst moeten beseffen dat de mikrokosmos en de makrokosmos elkaar weerspiegelen en dat de scheiding tussen binnen en buiten, tussen de menselijke geest en de werkelijkheid buiten hem in diepste zin slechts denkbeeldig is.

Het sterkste bewijs hiervoor is de ontdekking dat het heelal er op grote schaal uitziet als het netwerk van zenuwcellen in de menselijke hersenen. Sterrenstelsels komen nl. in groepen voor, die op hun beurt weer nóg grotere groepen vormen, de zgn. clusters en superclusters. Nu is het eigenaardige, dat bijna al die sterrenstelsels zich lijken te bevinden op het oppervlak van gigantische bollen, die zelf vrijwel geen sterrenstelsels bevatten. Het heelal vertoont daardoor op héél grote schaal - d.w.z. op een schaal van honderden miljoenen lichtjaren - een soort honingraat- of spinnewebstructuur, die lijkt op het netwerk van zenuwcellen in onze hersenpan. Is het niet vermakelijk om te bedenken dat al dat geloer naar de kosmos uiteindelijk een beeld oplevert dat verbluffende overeenkomsten vertoont met het brein dat zich suf piekert over zichzelf en zijn eigen plaats in het heelal?

Schrijver: Hendrik Klaassens, 30 juli 2007


Geplaatst in de categorie: heelal

4.8 met 8 stemmen 2.654



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Francine
Datum:
8 augustus 2007
Waardevol verhaal, Hendrik!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)