Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

C'est l' amour

Charlotte zwijgt. ‘Hans?’ heeft ze gevraagd, maar haar dochter heeft haar geen antwoord gegeven. Een vraag teveel, een domme vraag eigenlijk. Ze heeft allang begrepen dat Hans het niet is, dat Hans het niet zijn kan. Te keurig, te netjes, te welopgevoed, teveel de ideale schoonzoon. Te weinig de Grote Liefde, te weinig de man die haar dochter in het geluk storten zal.

En even ziet ze Tofield staan. In de deur staat hij, in zijn vliegeniersuniform. Hij begint te lachen als hij de zwijgende vrouwen ziet. Woemi, mokkend, in zichzelf gekeerd, meer jongen dan meisje, met haar kortgeknipte haren en shorts. Charlotte naar haar dochter starend, niet wetend wat te doen, wat te zeggen. Tofield, haar liefde, haar man. Hoeveel vrouwen moet hij niet hebben gehad? Hoeveel goedbedoelde adviezen moet ze niet in de wind hebben geslagen? Maar thuis was hij er voor haar, en iedere keer als hij terugkwam smolt ze weer en verklaarde ze hem haar eeuwige liefde.

‘Je zou nooit gelukkig met hem geworden zijn’ zei haar broer, eigenlijk meer een goede vriend haar eens. Misschien, maar toen brandde nog de passie, toen leefde ze nog. Totdat hij in zee stortte. Het was dat dat kleine meisje daar in de wieg lag, anders was ze hem gevolgd, de zee in.

Kleine meisjes worden groot. En dan begint het gedonder. Het eerste vriendje is nog meer om erbij te horen, nummer twee lijkt serieuzer. Te serieus, dat moet ook niet. Dat was dus Hans. De arme jongen, ze ziet hem wel eens lopen in het dorp. Verwaarloosd, aan de kant geschoven voor een ander.

Zwanger. Net achttien jaar en nu al zwanger. Het kan niet zijn, het is te vroeg. Ze zal het nog niet begrijpen, ze zal het nog niet weten, voelen. Dat kinderen, dat dat het mooiste is. Ze gelooft nog in die mannenflauwekul. Een verkeerd woord en Woemi graaft zich in. Dan zegt ze dat ze het wil houden, de vrucht van haar liefde. En Charlotte kent haar dochter, kent zichzelf.
Ze zoekt naar de juiste woorden, de juiste vragen.
‘Weet hij het?’
Woemi knikt ontkennend. Ok, dat is beter, niet nog zo’n dwepende dromer erbij.
‘Waarom niet?’
‘Wat heeft hij ermee te maken dan?’ Woemi reageert fel, gebeten haast. Nou alles zou je denken, het is toch ook zijn vrucht.
‘Baas in eigen buik, vind je?’ Charlotte blijft politiek, en op de vlakte. Als je echt baas in eigen buik bent voorkom je dit soort flauwekul wel. Tofield zou uit zijn vel gesprongen zijn en zijn dochter een draai om de oren gegeven hebben.

Woemi haalt haar schouders op. Ze vindt even niks. Het is vernederend. Haar vaart naar de vrijheid nu al afgebroken. Zonder Charlotte weet ze niet wat te doen. En ze heeft iemand nodig die haar zegt dat het beter is zo. Dat ze weg laat maken, dat het altijd nog kan. Met hem ook, als ze dat perse wil. Maar nu nog niet. Nog niet.

‘Wat vind je zelf?’ Charlotte denkt eindelijk de goede vraag gevonden te hebben. Nu hoeft Woemi alleen nog maar het goede antwoord te geven. Maar het is meer vragen aan een ongeneeslijk zieke of hij geen code wil. Dat hij niet meer gereanimeerd wordt, niet meer naar de intensive care gebracht, of geopereerd, dat doodgaan eigenlijk het beste is.
Woemi heeft haar benen opgetrokken - zit als een dood vogeltje in elkaar gedoken op de bank. Zegt niks.
Charlotte begrijpt dat ze de verkeerde vraag gesteld heeft. Gaat naast Woemi zitten. Zal ze wel of niet een arm om dat breekbare wicht heen slaan?
‘Een abortus?’ Het hoge woord is eruit. Het is nog klein, het is nog lang niet compleet, het is eigenlijk nog geen mens. Je haalt het weg, en hup, je gaat weer verder waar je gebleven was. Woemi beweegt haar bovenlichaam ritmisch, schuddend heen en weer. Net zoals ze Frans, de gek uit de inrichting, ziet doen. Dan voel je niet, dan weet je niet, dan is het er niet.
‘Het is beter zo’ Charlotte schrikt van zichzelf. Hoe kan ze dit nu zeggen? Normaal zijn die woorden genoeg voor slaande deuren, overspannen gekrijs, een dagenlang voortetterende ruzie. Niemand vertelt haar dochter wat goed voor haar is, en zeker haar moeder niet.

Nu is er niks. Alleen het zachte, ingehouden gehuil van Woemi. Charlotte neemt haar in haar armen, wiegt haar zachtjes heen en weer. Gedachten schieten door haar hoofd. Hoeveel geld moet dit geintje wel niet gaan kosten. En Cornelis? Die hoeft niks te weten, dit blijft iets van ons, vrouwen.

Ze streelt dat korte, slordig geknipte haar. Ze wil zo graag een jongen lijken, haar Woemi, haar kind. Met Koninginnedag maakte ze prachtige oranje strikken in dat toen nog lange blonde haar. Zo gingen ze achter de muziek aan, haar dochter de mooiste van allemaal. Hoe vaak heeft ze niet op de wasmachine gezeten, terwijl Charlotte zorgvuldig de grindjes uit haar kaplotgevallen knieën pulkte? Dan huilde ze ook. Dan ging ze zingen, het liefst in een vreemde taal.
Charlotte zoekt in haar geheugen naar een liedje, naar een tekst. Die haar troost heeft gegeven, dat Woemi kan troosten.:

C'est l'amour qui fait qu'on aime
C'est l'amour qui fait rêver
C'est l'amour qui veut qu'on s'aime
C'est l'amour qui fait pleurer

Mais tous ceux qui croient qu'ils s'aiment
Ceux qui font semblant d'aimer
Oui, tous ceux qui croient qu'ils s'aiment
Ne pourront jamais pleurer’

(De liefde laat ons liefhebben
De liefde laat dromen
De liefde wil beminnen
De liefde laat huilen

Maar ieder die niet ten volle bemint
Die slechts veinst lief te hebben
Ja, ieder die niet ten volle bemint
Zal nimmer kunnen huilen)


(Deel vier uit de serie “het paddenjong”.
De andere delen zijn: Het paddenjong, De Grote Stad en Tekenbeet.)

Schrijver: jorrit, 5 april 2008


Geplaatst in de categorie: vrouwen

4.1 met 8 stemmen 452



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)