Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Ruiter op de sterren - slot

Freek antwoordde niet. Moeizaam richtte hij zich op en zocht zijn shag. Met bevende vingers begon hij een sigaret te draaien. Terloops keek hij Naftaniël aan. Het voelde alsof er een last van hem afgevallen was, alsof een hoop ballast daar in de ruimte was achtergebleven. Toch was hij ook verward. Hij had tijd nodig om alles te laten bezinken.
Toen hij wat kalmer was geworden, vroeg hij: “Waarom heb je mij dit alles laten zien? En wat waren die twee kegels? Wat hebben die eigenlijk met mijn leven te maken?”

Naftaniël pakte zijn handen en legde die vaderlijk in de zijne. “Ik heb je je grootste kracht en je grootste zwakheid laten zien: het zwakst ben je in je angst voor het oordeel van anderen, het sterkst in de liefde die je in je hart voor anderen kunt voelen. Feitelijk is dat al genoeg om de basislijnen van een mensenleven weer te geven, omdat ze de uiterste grenzen bepalen waarbinnen een leven zich afspeelt: de diepste liefde en de grootste angst, die zich als volstrekte tegenpolen tot elkaar verhouden.
Daarna zag je allerlei afzonderlijke beelden uit je leven in hoog tempo aan je geestesoog voorbijtrekken totdat het geheel in twee gigantische delen voor je begon rond te wentelen. De bovenste kegel stelde alle liefdevolle, opbouwende elementen voor, de o­nderste alle destructieve, liefdeloze ervaringen en gedachten. Maar wees gerust: ook het negatieve, alles wat zo op het eerste gezicht negatief en pijnlijk is, hoort erbij: het zijn de donkere o­ndertonen in de symfonie van jouw leven. Vanuit een hoger perspectief bekeken vullen beide aspecten elkaar aan.”

Hij keek Freek o­nderzoekend aan en vervolgde toen: “De kegels stonden met de uiteinden naar elkaar toe gekeerd, d.w.z. dat goed en kwaad, licht en donker, liefde en haat weliswaar elkaars tegengestelden zijn, maar toch ook een zeker raakvlak met elkaar hebben. Het gaat in het leven in de diepste kern steeds om de keus tussen die twee: dáár vallen de beslissingen, dáár wordt geestelijke groei bevorderd of belemmerd, dáár bouwt de mens zich een hemel of een hel. Daarom kwam het lawaai, het aanhoudende geraas dat je bijna overweldigde, ook daar vandaan: dat is de voortdurende strijd die je voert om door allerlei negatieve ervaringen die je in het leven hebt opgedaan níet verbitterd te raken, maar open en o­ntvankelijk te blijven – liefdevol en vertrouwend op je goede wil en de stille verwachting dat je geleid wordt en beschermd. Die strijd in je is hevig en o­nophoudelijk, maar je hield vol en wankelde niet. Dat betekent dat je bereid bent alles te o­ndergaan en je kop niet te laten hangen, wat je in je leven ook op je bordje geserveerd krijgt. Juist daardoor – door die taaie, o­nverzettelijke kracht in je hart - wijkt op den duur het gekrakeel van die strijd in je binnenste; op slag was alles opeens weer stil en vredig als voorheen. En je zweefde weer in de ruimte, net als vòòrdat je al die beelden zag – wat de tijdloze periode vòòr je geboorte voorstelde.
Kortom, beste jongen, blijf vertrouwen op je vermogen om lief te hebben en raak niet verbitterd: dan zal uiteindelijk al dat uiterlijk vertoon en gekrakeel ophouden. Ik zou je nog veel meer kunnen vertellen, maar dit lijkt me voorlopig voldoende. Heb je nog vragen? Stel ze dan nu, want straks moet ik weer gaan, omdat er nog veel zielen wachten die geholpen moeten worden.”

“Ja, er is nog één vraag die me alsmaar bezig houdt”. Hij verzamelde moed, slikte even, maar herwon zijn kalmte. “Houden de herinneringen aan de verschrikkingen die ik tijdens mijn jeugd heb meegemaakt, dan niet tijdens mijn leven op, maar verdwijnen ze pas als ik overleden ben? Is het dan alléén maar een kwestie van volhouden en doorbijten? Komt er dan nooit een eind aan? Zeg het me dan, vertel me wanneer deze hele klerezooi over is, want soms is de onrust in m’n binnenste haast niet meer te harden.”
Naftaniël glimlachte. “Mijn zoon”, zei hij, “als je dieper in je binnenste had gekeken en daarnaar had geluisterd, had je het antwoord al geweten, zo helder als het volste licht van de zon. Wat denk je? Ik zeg je alleen maar dit: wat je geeft is wat je o­ntvangt. Zo lang je door blijft gaan met verbitterd en boos te zijn, zo lang je anderen verafschuwt en mijdt om hun daden, zolang zullen deze pijnlijke ervaringen doorgaan. Vanaf het moment waarop je oprecht probeert om liefdevol te leven – ook vanuit liefde voor jezelf, want daar mankeert nog wel het een en ander aan – zal al dat geraas en getier om je heen ophouden. Het is de stalen klem waarin de geestelijke wereld je gevangen houdt om je ertoe over te halen om milder en liefdevoller te worden tegenover anderen én tegenover jezelf.”

Er viel een diepe stilte. De zon klom hoger en hoger aan de hemel, stofbundels zonlicht stonden als glinsterende banen in het vertrek en verlichtten grote vlakken van de vloer, de bank en de leunstoelen. Binnen noch buiten bewoog er iets, de tijd leek verstard, bevroren in deze serene stilte, alsof ook de natuur de adem inhield.
“Ik begrijp het”, antwoordde Freek zwakjes. Daarop voelde hij zó’n intens verdriet uit zijn binnenste opwellen dat hij dacht eraan te bezwijken. Alles draaide en tolde om hem heen. En hij begon te snikken met lange, diepe uithalen.
Naftaniël boog zich over hem heen en legde zijn handen op Freeks schouders.
“Mijn zoon”, sprak hij, “ieder van o­ns gaat ooit eens door de nacht van de ziel, maar er zullen altijd sterren zijn en een maan om o­ns de weg te wijzen. Ook ik heb ooit eens met mezelf overhoop gelegen zoals jij nu, maar uiteindelijk komen wij allemaal verder, niemand uitgezonderd. Wie eens op weg is gegaan, zal vroeg of laat zijn doel bereiken.
Kom, ik moet verder, er zijn nog velen die mijn hulp nodig hebben. Lange tijd zul je mij niet meer zien. Maar aan het eind van je leven, tijdens het stervensuur, zul je mij weerzien. Dag, mijn jongen.“

Freek keek op: voor zijn ogen zag hij de rijzige gestalte van Naftaniël, gehuld in een goudkleurig licht. De gloed verdiepte zich, alsof de grijsaard door een hemels licht werd omspeeld. Zijn ogen twinkelden en hij gaf Freek een knipoog. “Tot ziens, mijn jongen, en denk aan mijn woorden. We zullen elkaar weerzien.”
Langzaam loste de gestalte van de grijsaard voor zijn ogen op. Nog een hele tijd bleef er een zwakke gloed hangen op de plaats waar hij verdwenen was. Toen verdween ook die laatste herinnering aan de bezoeker uit een andere wereld.

Verwonderd, maar met nog een heel leven vòòr zich in plaats van een somber verleden dat hem als een schim achtervolgde, dacht Freek na over wat hem nu te doen stond. Kalm en tevreden draaide hij een sigaret. Wat hem betrof kon de toekomst nu wel beginnen – voor hem, de ruiter op de sterren!

Hendrik Klaassens, 1994/2005.

Schrijver: Hendrik Klaassens, 13 augustus 2008


Geplaatst in de categorie: religie

4.3 met 9 stemmen 436



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
elisabeth
Datum:
13 augustus 2008
Beste Hendrik,
Dat dit verhaal een steun mag zijn voor mensen die op dit moment door het diepste dal van hun leven gaan. Dat dit de parel in ieders hart mag laten gloeien, deze parel is liefde!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)