Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Het Noorden

Ik hoef hier niet te zoeken naar een plek waar ik mijn eend kan parkeren. Er is niets. Ik krijg een beetje pijn in mijn onderbuik en voel een spons in mijn hoofd. Zelfs het geluid van mijn portier als ik deze dichtgooi, klinkt hier anders. Een beetje dof. Het is vroeg en toch voelt het alsof de klok vier uur terug is gezet in plaats van één. Ik bedenk mij dat ik terug wil naar huis. Naar mijn schemerlampen en ruitjeskleed, het geluid van de televisie op de achtergrond. Veilig.

Hier ben ik dan. Mijn herinnering is met de jaren verkleurd van romantisch donkerrood naar vaal bruin. Ik geniet van de natte kou op mijn wangen, het maakt dat ik weet dat ik er ben. Hier, in mijn land, op mijn eigen benen. Donkerrood was het kerkje op de heuvel, omringd door doden.
Mijn geheugen kleurt het gras groen, maar de werkelijkheid laat geen gras toe, hoogstens een plukje dat per ongeluk tussen half vergane stenen tevoorschijn piept.

Het lijkt wel alsof ik de set binnenloop van een Jane Austen film. Het tocht en klappert. Ik probeer me voor te stellen dat de kerkbanken bezet werden door goedgelovigen. Dat er gesproken werd, mensen de dominee een hand gaven bij vertrek, dat het normaal was. Ik ga er zo in op dat ik in de muffe lucht af en toe een vleugje pepermunt lijk te ruiken.

Ik ga zitten, vooraan. Daar zou hij zijn gaan zitten, dat weet ik zeker. Altijd vooraan zodat iedereen hem goed kon zien. Het maakte hem belangrijker dan hij was. Jong, veel te jong tussen zijn oude broers, een nakomeling. Mooier en slimmer dan de rest, zich altijd bewust van het feit dat hij het zelf moest zien te redden. Ik voel hem op deze plek meer dan buiten.

Daar moet hij liggen. Er moet een steen zijn, met zijn naam, zijn geboortedatum en overlijdensdatum. Dat hebben ze mij verteld. Talloze stenen, minstens een kwart draagt mijn achternaam. Het lijkt alsof de doden hier willekeurig zijn neergekwakt.

Het wordt kouder. Ik voel met mijn hand in mijn achterzak aan de foto van mijn dochter. Ik zal haar hier achterlaten, op zijn steen. Dat nam ik mij voor, en nu twijfel ik. Waar is in godsnaam mijn vader?

De noordkant van het kerkhof wordt ook de koude kant genoemd. Hier lagen de zwervers en de mensen die niet gedoopt waren. Aan de noordkant van het kerkhof liggen vaak minder zerken.

Ik haal de foto uit mijn zak en kijk naar mijn kind. Ik zou haar voorstellen aan een man in pak. Een knappe man. Een man die zich ontworstelde aan het Achterhoekse milieu en als enige wist hoe een televisie werkt om vervolgens te verdwalen in zijn eigen genialiteit.

Verdwaald, op een kerkhof. De woorden rollen over mijn lippen. Wat ik er van vind dat hij niet eens het fatsoen heeft om op een normale plek te gaan liggen. Of hij wel een pak droeg toen ze hem begroeven. Zulke onzinnige dingen zeg ik terwijl ik een stapeltje losse stenen in de vorm van een piramide probeer te leggen. De opa van mijn kind had een naam en die zal ik hem teruggeven.

Ik start de motor van mijn eend. Het is donker. Ik verlang naar huis.

Schrijver: Christina Kremer 2008, 1 november 2008


Geplaatst in de categorie: overlijden

3.6 met 9 stemmen 952



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)