Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De visie van Carl Gustav Jung op religie

In tegenstelling tot Freud heeft Jung zich altijd positief opgesteld t.o.v. religie. Daardoor heeft hij steeds aanhangers gehad onder theologen. Wel moet daarbij worden aangetekend dat godsdienst bij hem los staat van de waarheidsvraag. Voor Jung staat religie in dienst van het proces van de menswording, de 'individuatie' - de spil van Jungs wetenschappelijke werk.

Jungs psychoanalytische basis is dezelfde als die van Freud, maar hij stelt daarnaast dat het 'Ik' zichzelf wil worden d.m.v. het individuatieproces. Belangrijke hulpmiddelen daarbij zijn dromen. Daarin onthult en verhult het onbewuste 'Ik' in symboolvorm een waarheid over de eigen ziel. Deze symbolen stammen zowel uit het individueel-onbewuste als uit het collectief-onbewuste. Dat laatste spreekt d.m.v. archetypen; dat zijn begrippen die zich in beelden manifesteren. Dit collectief-onbewuste speelt bij Jung een grotere rol dan bij Freud. Ook het genezingsproces staat bij hem meer op de voorgrond. Bij Jung heeft het met de totale menswording te maken en is het een in wezen religieus proces.

Evenals bij Freud zijn er in het werk van Jung drie boeken die van belang zijn als we zijn visie op religie op het spoor willen komen, nl. "Psychologie und Religion" (1940), "Erinnerungen, Träume, Gedanken" (1962) en "Antwort auf Hiob" (1952).

Uit "Psychologie und Religion" blijkt dat Jung leeft vanuit een bepaald type religie: door je toe te vertrouwen aan de bevrijdende kracht van symbolen uit het onbewuste ontmoet je het archetype 'god' als bevrijdende kracht. Dat impliceert vlg. Jung directe ervaring van het goddelijke.
De godsdiensten beschermen de mens daartegen: ze vormen wel een soort surrogaat voor de authentieke religieuze ervaring, dat waardevol kan zijn voor de persoonlijke ontwikkeling, maar meer dan gesystematiseerde vormen van religieuze ervaring zijn ze niet. Via de godsdiensten kan de mens indirect daaraan deel hebben d.m.v. rituelen, instituties en overtuigingen, maar de enorme kracht van de eigen religieuze ervaring ontbreekt eraan.

In Jungs visie op de religie is een centraal thema het streven naar de menswording Gods. In zijn autobiografie "Erinnerungen, Träume, Gedanken” drukt hij het a.v. uit: "Wij zijn een deel van het Godsleven dat uit het onbewuste naar bewustwording streeft". Dat thema is het meest consequent uitgewerkt in "Antwort auf Hiob", dat het probleem van het lijden behandelt. Jung stelt daarin dat Job een van buiten komende aanleiding is tot een worsteling binnen God zelf. Door Jobs consequente houding kan God Zijn onbewuste niet langer ontlopen door het op Job te projecteren: Hij wordt met Zijn eigen gespletenheid geconfronteerd. Als "antwoord op Job” wordt God mens in Christus.

Men heeft Jung wel verweten dat hij het christendom wil spannen voor het karretje van zijn eigen persoonlijke religie. Dat verwijt strekt zich ook uit naar andere godsdiensten, omdat ook daarin de 'goddelijke gestalten' streven naar bewustwording. Daar kan ik het niet mee eens zijn. Het grote voordeel van de door Jung gevolgde benadering ligt immers juist in die universele toepasbaarheid. Daardoor stijgt zijn visie ver uit boven de beperkingen van de afzonderlijke religies. In alle religies streven de archetypische voorstellingen, die erin zijn verwerkt, naar bewustwording. Uiteindelijk komen ze daardoor langs verschillende wegen bij hetzelfde doel uit. Dat lijkt me de grootste verdienste van Jung op het gebied van de religies.
Een punt dat voor mijn gevoel sterk in Jungs voordeel pleit, is de nauwe verwevenheid tussen zijn eigen, persoonlijke ontwikkeling en zijn werk: in feite zijn ze - zoals duidelijk uit zijn autobiografie blijkt - niet van elkaar te scheiden.

Jung heeft met religieuze vragen geworsteld en er bij perioden zelfs diep onder geleden. Dat hij volgens sommigen uiteindelijk tot een verkapt soort 'gnosis' zou zijn gekomen, is misschien wel terecht, maar vormt nog geen reden tot verwijten aan zijn adres. Hij heeft geprobeerd een bepaalde onderstroom in ons Westerse cultuurleven opnieuw zichtbaar en acceptabel te maken - dezelfde onderstroom, die telkens met geweld door de christelijke kerken is onderdrukt, nl. die van de gnosis en de daaraan verwante alchemie en astrologie. De gevestigde kerken hebben nooit goed raad geweten met de ideeën die door vertegenwoordigers van deze stroming werden gepropageerd. Daardoor heeft men de kans laten liggen om de waardevolle elementen ervan te integreren.

Daarmee wil ik niet beweren, dat Jung de stoot heeft gegeven tot herwaardering van dit gedachtegoed binnen de kerken; hij had immers een hekel aan veel traditionele en paternalistische elementen binnen de bestaande geloofsleren. De vraag in hoeverre geloofuitspraken verwijzen naar een werkelijkheid, die onafhankelijk van de menselijke psyche bestaat, heeft hij bewust ontlopen.
Wél beschouw ik zijn publicaties op het gebied van de religie als een waardevolle poging om in het Westen een bezinning op gang te brengen over de waarde van de ‘natuurlijke theologie', waarbij men kennis over God wil verzamelen via de natuur en de rede.

Dat valt samen met een herwaardering binnen de theologie van de vragen en problemen waarvoor de gnosis ons stelt. Een mooi voorbeeld daarvan is de publicatie "In der Welt - nicht von der Welt.: der Weg der frühen Christen" van de theoloog Karlmann Beyschlag. Aan het slot van zijn beschouwing over het vroege christendom werpt hij de vraag op wat wij van de inzichten uit deze periode kunnen leren. Hij komt daarbij tot de conclusie dat een kerkvernieuwing pas kan worden doorgevoerd na een grondige en openhartige discussie over het probleem van de gnosis, dat ook ons eigentijds probleem is.

Het gaat daarbij om de vraag in hoeverre de christen zich als consequentie van zijn geloof mag rekenen tot een orde die 'niet van deze wereld' is. Dergelijke gedachten horen tot de kern van het christendom: een christen mag zich beschouwen als een burger van deze wereld en van een andere. De gnosis heeft hieruit radicale consequenties getrokken, de orthodoxie heeft dit probleem nooit volledig onderkend.

Ik denk dat het daarom goed is dat het christendom dit verdrongen deel van zijn traditie weer naar boven haalt en eindelijk verwerkt. Het probleem van de gnosis zou ook binnen de kerk opnieuw aan de orde moeten worden gesteld. Juist het niet durven doordenken daarvan betekent voor mijn gevoel een vlucht voor de realiteit.

Schrijver: Hendrik Klaassens, 3 februari 2010


Geplaatst in de categorie: psychologie

4.3 met 9 stemmen 1.310



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)