Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

zie: Liefde

van David Grossman (boekbespreking)

“Eén sterfgeval is een tragedie, één miljoen sterfgevallen is statistiek”, aldus een uitspraak van Joseph Stalin. Het zijn de aantallen bij een massavernietiging die telkens ieder bevattingsvermogen doen tekortschieten. De israëlische schrijver David Grossman (1954) probeert in dit boek zijn nagels te krijgen achter de holocaust. Hij heeft allang begrepen dat het geen zin heeft om te denken in termen van goeden en slechten, van slachtoffers en daders of van gelijk en ongelijk. Als de mensheid langs klassieke weg had begrepen hoe de holocaust in elkaar stak, had een massaslachting zich sindsdien ook werkelijk “Nooit meer!” voorgedaan.

In drie opeenvolgende verhalen speelt Grossman letterlijk met het toch precaire onderwerp van de holocaust. Hij benadert het van een onorthodoxe kant, jongleert ermee en behandelt het op een wijze die normaliter als heiligschennis wordt ervaren. Als naoorlogse jood en daarmee als slachtoffer van de tweede generatie is zoiets aan hem wel toegestaan en hij maakt daar ook dankbaar gebruik van. Het boek rekent af met de gevoeligheid die altijd hangt over het onderwerp van de jodenvervolging. Geen omzien in wrok, geen beschuldigende vinger, geen klaaglied en al helemaal geen secundaire vrijbrief voor zijn volk.

Het eerste verhaal [Momik] komt sterk autobiografisch over. De tienjarige Momik, opgroeiend in het jonge Israël, observeert zijn ouders en andere volwassenen. Bij allemaal zit ergens wel een steekje los, wat waarschijnlijk te maken heeft met ervaringen in het verleden. Ze zijn afkomstig uit het land “Daar” en hadden daar te maken met "het nazibeest", maar meer krijgt het ventje niet te weten. Over dat stuk verleden wordt nooit hardop gesproken en hoogstens vangt hij wat flarden op van iemand die even de weg kwijt is, of bij het afluisteren van gesprekken, of van zijn opa Ansjel Wassermann die volslagen krankzinnig uit de oorlog is gekomen.

Alleen al dat verhaal van Momik moet verplichte literatuur worden. De lezer kijkt door de ogen van een kind naar sporen van de holocaust bij overlevenden, weet zelf precies wat zich in het verleden heeft afgespeeld, maar beseft voortdurend dat hij daar eigenlijk ook niks van snapt. En per saldo is hij dus nog net zo ver als het kind Momik; een leeservaring die hard aankomt. Bovendien staat Grossman ook bekend als schrijver van kinderboeken, wat in dit aangrijpende verhaal prachtig naar voren komt. De observaties van Momik zijn bijzonder scherp en ontroerend; hij vermoedt dat het nazibeest de mensen nog steeds in zijn greep heeft en besluit om het op te wachten en definitief te verslaan.

Het tweede verhaal [Bruno] gaat over de pools-joodse schrijver en schilder Bruno Schultz (1892-1942). Tijdens de bezetting van Polen genoot Bruno de bescherming van een duitse officier, totdat deze een eveneens joodse protégé van een andere officier vermoordde. Louter uit wraak werd Bruno toen doodgeschoten: “Jij hebt mijn jood gemold en dus heb ik de jouwe ook maar afgemaakt”. Einde probleem voor die duitsers, maar wel degelijk een waargebeurde geschiedenis.

Deze stompzinnige manier om aan je eind te komen is onverteerbaar voor de inmiddels volwassen Momik en hij probeert het einde van Bruno te herschrijven. Wat ontstaat is een volkomen surrealistisch verhaal waarin de geschiedenis van Bruno Schultz zich opnieuw voltrekt, maar nu anders. Na het zien van het schilderij “de Schreeuw” (Edvard Munch) loopt Bruno de zee in en leeft tot zijn verrassing voort onder de waterspiegel temidden van de zalmen. Momik bouwt die geschiedenis op in komische dialogen met Bruno zelf en vooral ook met de zee, die zich gedraagt als een voluptueuze madame met de nodige levenswijsheid. Afstand en tijd zijn totaal verwrongen met Dali-achtige beelden. De vertelling komt als een vloedgolf over je heen, maar wel met de uitbundigheid van het Circus Jeroen Bosch en uiteindelijk onthult Bruno het geheim achter de holocaust.

Voortdurend vraag je je af wat de schrijver met je uithaalt. Eigenlijk heel confronterend, als je al de gelegenheid vindt om er nuchter over na te denken. Want de luchthartigheid ten spijt is het thema de absolute ontmenselijking. Bruno, de zee en Momik brainstormen er lustig op los over alle kenmerken die een mens tot een mens maken; die hem doen uitstijgen boven het primaire vlees en bloed dat als enig doel kent het overleven en instandhouden van de soort. Dus net als de zalmen. En en passant laat Grossman zien tot welk niveau een mens moet worden ontmenselijkt om in een holocaust met goed fatsoen en zonder al te veel sentimenten te kunnen worden vernietigd. De rillingen over je rug.

Met het laatste verhaal [Wassermann] reconstrueert Momik de belevenissen van zijn opa Ansjel Wassermann in het vernietigingskamp. Momik herinnert zich zijn opa immers als een overlevende van de jodenvervolging die, zo gek als een looien deur, af en toe wat kreten slaakte die Momik altijd zijn bijgebleven. Het fabrieksmatig en efficiënt draaiende kamp krijgt het maar niet voor elkaar om deze jood te vernietigen en voor de man is het een ware kwelling om als enige te moeten overleven. De kampcommandant jaagt Wassermann zelfs persoonlijk een kogel door het hoofd, maar tevergeefs en nu zitten dus beide mannen met een probleem. Om uit de impasse te komen stelt Wassermann voor een sprookje te bedenken, waarop de duitser belooft dat als het sprookje hem bevalt, hij de jood dan met succes zal vernietigen.

Het gegeven is absurd, het ultieme spotten met de gruwelijke werkelijkheid en het verhaal grijpt je naar de keel. Maar anderzijds is juist die werkelijkheid buiten iedere proportie en als werkelijkheid toch al te absurd voor woorden; waarmee overigens ons hele inzicht in de holocaust ook meteen is beschreven. Grossman zet de duitser en de jood naast elkaar in een evenwaardige positie, want als het gaat om de ontmenselijking, dan geldt die net zo goed voor de kampcommandant. Het sprookje appelleert namelijk aan een menselijke kant van hem, die door zijn functie geheel was verdrongen. De doctrine van de SS vergt immers het uitschakelen van invoelingsvermogen, mededogen en andere eigenschappen waar de menselijke soort zo prat op gaat. Dus net als het slachtoffer dient ook de dader tot het allerlaagste niveau van de schepping af te zakken, om van een holocaust een succes te maken.

Dader en slachtoffer, teruggebracht tot roofdier en prooi. Met dien verstande echter, dat de mens ook nog kan doden om het doden zelf in weerwil van zijn, in de natuur zeldzame vermogen om zich in te leven in de kwetsbaarheid van een ander. Van de eerste tot de laatste bladzijde wekt dit boek ontzag. Het is slechts een enkeling gegund om op zo’n frivole wijze de holocaust te belichten. David Grossman mag dat, kan dat en doet dat zonder ook maar een zweem van vergoelijking, want dat is hier niet aan de orde.

"zie: Liefde" is speels geschreven als een sprookjesboek, maar juist bedoeld voor volwassenen die eigenlijk verder willen komen dan die twee minuten stilte per jaar. En misschien een keertje met zo’n brok literatuur uit de absolute toplaag, en dat laatste echt niet bedoeld als een understatement.

Schrijver: Max R. Hubeek, 9 september 2010


Geplaatst in de categorie: algemeen

3.8 met 10 stemmen 2.113



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Fabiola
Datum:
11 september 2010
Ook hier: Schone beschouwing, eeuwige literatuur.
Beelden zeggen echter meer dan 1000 woorden, zeker voor de huidige raphaphiphopkalekopzakpatatgepierste
sobiborgetattoeërde-afzakbroekgeneratie.
Puf,puf.. verfilmen maar!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)