Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Jan Hanlo: Ik heb de bodemloze put gepeild

Lied dat ik van een krankzinnige hoorde

Ik heb de bodemloze put gepeild
Het water staat mij nader dan mijn schoenen
Ik heb de nagels van mijn vlees gevijld
Ik zal mijn tong met verse watten boenen

Het geeft den man niet of de mast verklept
Wanneer de manen in zijn hoofd gaan gloeien
Hierom ben ik in een gesticht verlept
en voel mijn leden in het wambuis broeien

ik denk nog wel eens aan den ouden tijd
en Broeder Janus kan ik goed verdragen
mijn ribben groeien groter dan mijn lijf
ik weet het antwoord op te weinig vragen

de dokter vindt mij minder gek dan eerst

Jan Hanlo werd geboren in 1912 te Bandung op Java.
Zijn ouders Bernardus Hanlo en Anna Crobach trouwden in 1909 te Deurne en omdat zijn vader tot voorzitter van de Landraad in Bandung werd benoemd, vertrokken zij naar Indië. Twee jaar na de geboorte van Jan neemt zijn moeder hem mee terug naar Deurne. De vader bleef hen wel bezoeken, maar hij vertrok in 1917 definitief naar Indië terug. In 1923 gingen zijn ouders officieel scheiden.
Hij groeide op bij zijn grootouders, dokter Crobach en zijn vrouw. Hij zat op de HBS te Valkenburg, welke opleiding hij met succes afrondde. Daarna studeerde hij een korte tijd journalistiek te Utrecht en hij volgde colleges psychologie en kunstgeschiedenis. In 1943 zat hij in een werkkamp bij Berlijn, maar hij wist te ontsnappen en naar Amsterdam te vluchten, waar hij leraar Engels werd.
Na de oorlog werkte hij 12 jaar voor het Schoeversinstituut. In 1947 sprong hij van het kosthuisdakin in een psychotische periode. Hij werd opgenomen in de Valeriuskliniek en daarna in een andere kliniek.
In 1947 debuteerde hij met enkele gedichten in het tijdschrift 'Zuidenwind'.
Het was vooral zijn moeder die in zijn onderhuidse kunstenaarschap geloofde.
In 1954 maakte hij een boeiende reis naar Ierland, hij beklom de Slieve Donard (852 m.) en ook de Carrantuohill (meer dan 1000 m.). Vooral in en om Killarney had hij de tijd van zijn leven en hij dook in de Atlantische oceaan.
Vanaf 1958 woonde hij in het poortwachtershuisje van de volkshogeschool 'Geerlingshof' te Valkenburg. Meestal brandde de hele nacht het licht bij hem, want slapen deed hij in de voormiddag. Hij is daar altijd een merkwaardige zonderling gebleven, die iets had gehad met jonge jongens. Hij was verslaafd aan de alcohol, mogelijk ook omdat hij van nature lastig geremd was. In de café's kwam het vaak tot vechtpartijen, dus belandde hij geregeld op het politiebureau. Zijn huisje besloeg niet meer dan één kamer en dan stond zijn motor ook nog in een hoek of soms wel twee. Ook al was hij een zeer beminnelijk mens, verder dan groeten kwam hij vaak niet.
In 1959 mishandelde hij een wachtmeester, die daarbij zijn neusbeen brak en hem verrot sloeg met zijn gummistaaf.
Vanwege zijn pedofiele aard kwam hij vaak in aanraking met de politie. Hij zwalkte meerdere malen na middernacht dronken over straat en hij raakte meer en meer verward in zijn hallucinerende eenzaamheid, hij sprak in zichzelf, hij zong zachtjes vreemde dingen, ook maakte hij vluchtige gebaren tegen een onzichtbare medewandelaar. Een korte tijd ving hij bij hem thuis een Marokkaanse jongen op. Meestal klonk er vervreemdende jazz-muziek uit zijn huisje.
Van kinderen waardeerde hij vooral hun nog niet beïnvloede gedrag, misschien juist wel omdat hij ontegenzeglijk aan jeugdtrauma's leed.
Hij hield daarom ook van negers en negerinnen, omdat die altijd kinderlijk zouden blijven. Dat had hij ook gewild, maar het gekke is, dat gebeurde ook met hem, alleen had hij het niet door vanwege chronische zelfverblinding.
Hij kwam o.a. bij Remco Campert en Bert Schierbeek over de vloer. Hij werd immers gerekend tot de Vijftigers, maar was in feite veel vrijer dan de meesten van hen, dus ook daar weer een outsider.
Eerder rookte hij pijp, maar hij werd later een felle tegenstander van tabaksgebruik.

Ik zie hem alsmaar voor me, door de wereld buitengesloten, knutselend aan zijn motoren, als een jongetje zo blij.
In 1969 kreeg hij een zwaar motorongeluk met zijn Vincent 1000 cc. Hij stierf aan een longembolie te Maastricht.

Hij schreef nog geen 100 gedichten, waaronder het pure klankgedicht 'Oote oote boe', dat zelfs in de Tweede Kamer besproken werd.

Schrijver: Joanan Rutgers, 4 november 2010


Geplaatst in de categorie: literatuur

2.0 met 3 stemmen 152



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)