Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Rhijnvis Feith: Aan ongelukkige Gelieven

Wreed gescheiden lievelingen!
die uw' weg met tranen weekt;-
voor wier diep gewonde harten
de aarde niet een Roosjen kweekt;-
Als 't gevoel der teerste scheiding
uw' geprangden boezem knelt,
en geen hartverligtend traantjen
in uw brandende oogen zwelt;-
Zet u dan in stille nachten
op een eenzaam Kerkhof neer.-
in 't gevoelloos Rijk der dooden
vindt uw ziel haar kalmte weer.
Ziet de bleeke Maan verrijzen
als zij over de akkers klimt,
ziet hoe 't lange gras der graven
in haar kwijnend schijnsel glimt.
Wellust van 't gevoelig harte!
stille, bleeke, kuische Maan!
gij ontlast den bangen boezem
dikwerf van een teedren traan!
Hoort het treurig lied des tortels
die zijn trouwe gade derft,
en op neergebogen wilgen
van gevoel en liefde sterft.-
Ach! wat is de waereld ledig
voor een diepgewonde ziel,
die bij 't eenzaam ommedolen
nooit een wensch te beurte viel!-
Reine, zuivre, waare Liefde
vindt haar loon toch schaars op aard';-
haar genot is in den Hemel
voor 't gevoelig hart bewaard.-
Daar is alles liefde en teerheid
in een eindeloos verschiet;-
Harten, voor elkaar geschapen,
scheidt de God der Liefde niet.-
Wreed gescheiden lievelingen!
slijt ge uw dagen in geween;-
't stille graf zij uw vertroosting;-
o De Tijd snelt haastig heen!-

Rhijnvis Feith werd geboren in 1753 te Zwolle.
Hij was het enige kind van Pieter Feith en Elsabé Spaer, voortgekomen uit een rijk regentengeslacht te Elburg.
Hij is zeer beschermd opgevoed, vertroeteld, bepoederd, in de watten gelegd, wat zijn overgevoeligheid heeft aangewakkerd.
Allereerst ging hij in Zwolle naar school en toen hij elf was ging hij in Harderwijk naar de Latijnse school. Eenmaal dertien kreeg hij in Zwolle een privé-leraar, meneer Knoop. Toen hij vijftien was ging hij één jaar naar het atheneum te Deventer, waarna hij in Leiden rechten ging studeren, hij promoveerde na één jaar in 1770.

In 1772 trouwde hij met de charmante Friezin Ockje Groeneveld en samen kregen zij negen kinderen.
Hij erfde het buitenverblijf 'Boschwijk' (te Wijthem), een prachtig landgoed, waar hij met zijn gezin in de zomers verbleef. Hij breidde het uit met slaapvertrekken voor de kinderen. 's Winters verbleven ze in Zwolle.
Tot 1814 was hij belastingontvanger op zijn vaders kantoor.
Willem Bilderdijk bezocht hem in 'Boschwijk' en meerdere letterkundigen en later jonge dichters om les te krijgen van de meester.
Hij werd patriot, aangestoken door zijn stadse buurman. Hij was zeven maanden burgemeester, totdat de Pruisen, de orangisten van Willem de Vijfde, de boel overnamen.
Hij had een hekel aan aristocraten, die hun macht misbruikten, eveneens was hij anti-stadhouders en anti-regentenstreken. Hij was voor een gekozen regering.
Na zijn brute afzetting als burgemeester viel hij in een diep gat boordevol zware depressies en doodsverlangens, wat leidde tot een writersblock en een verbittering jegens de wereld.
Hij bestudeerde de filosofie, ook Kant, maar daar werd hij niet vrolijker van. Toch kwam hij er weer bovenop en schreef hij beroemde romans als 'Julia' en 'Ferdinand en Constantia'. Hij schreef het toneelstuk 'De patriotten' en zijn dichtader stroomde weer volop. Hij bezocht dichtersverenigingen en hij deed mee aan voordrachten.

Hij was tevens actief vrijmetselaar, jurist en politicus. Hij hield veel van zijn vaderland, dat was ook de grootste reden van zijn succes, al waren er ook wanklanken van sommige collega-dichters, die walgden van zijn sentimentele verzen, maar pro's en contra's heb je altijd. Hij was nu eenmaal sentimentalist en idealist en was daarin beïnvloed door Young, Klopstock en d'Arnaud.
In 1801 kreeg hij de gouden erepenning van het Teylers Godgeleerd Genootschap en in 1816 werd hij Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, waar hij bijzonder trots op was en die hij vaak opspelde.
In 1809 was er een overstroming te 'Boschwijk', waardoor er sprake was van enorm veel schade.
In 1813 stierf zijn geliefde vrouw Ockje.
Hij zat meestal bij het haardvuur te lezen of te schrijven of te converseren met literaire vrienden.
Hij stierf in 1824 in zijn Zwolse stadswoning.
Er is een mooi monument voor hem opgericht.
Het familiegeslacht Feith is in 1901 in de adelstand verheven. Dat zou Rhijnvis zeer verheugd hebben.

Schrijver: Joanan Rutgers, 23 november 2010


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.5 met 2 stemmen 326



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)