Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Rudolf Steiner over de zelfmoord van een vriend

Het nieuws dat in oktober 2010 alle andere nieuwsberichten deed verbleken, was het plotselinge overlijden van zanger/acteur Antonie Kamerling door zelfmoord, slechts 44 jaar oud. Het is altijd weer verbijsterend en moeilijk te begrijpen als iemand, die ogenschijnlijk alles mee heeft in het leven toch niet meer verder kan en zijn leven beëindigd. Aan de andere kant zijn er zo veel mensen die in de bitterste ellende leven, maar toch hun leven niet beëindigen. De grootste moeilijkheden voor een mens komen van binnenuit en niet door de omstandigheden, ben ik geneigd te denken. Iemand kan in materiële welvaart leven, succesvol in zijn werk zijn, een gelukkig gezin hebben en toch zo ongelukkig zijn dat hij het leven niet aan kan.

Ook in het leven van Steiner waren enkele bekenden van hem die een einde aan hun leven maakten. Eén daarvan was Bernard Suphan, de directeur van het Goethe Archief in Weimar, waar Steiner een jaar of zeven gewerkt heeft.
Een ander was een jeugdvriend Rudolf Ronsperger (1862-1900).

Over hem schrijft Steiner in Mijn Levensweg het volgende:

In deze tijd (ongeveer 1880-1884-R.v.D.) valt nog een andere jeugdvriendschap, die voor mij belangrijk werd. Het betrof een jonge man, die in alles een tegenstelling was van de blonde jongeling (hiermee bedoelt Steiner een andere vriend over wie hij eerder in dit hoofdstuk schreef -R.v.D.). Hij had het gevoel een dichter te zijn. Met hem had ik ook veel inspirerende gesprekken. Hij was geestdriftig over alles op het gebied van de dichtkunst. Al op jonge leeftijd stelde hij zichzelf omvangrijke opgaven. Toen we elkaar leerden kennen, had hij al een drama Hannibal geschreven en ook al veel lyrische gedichten gemaakt.
Met beide vrienden volgde ik ook de ‘oefeningen in mondelinge voordracht en schriftelijke weergave’ die Schröer aan de Hogeschool leidde. Wij drieën, en nog menig ander, ontvingen daar zeer waardevolle impulsen.
Als ik Schröer bij hem thuis mocht bezoeken, ging mijn vriend dikwijls met mij mee. Hij leefde dan altijd op, terwijl hij anders vaak een zwaarmoedige sfeer om zich heen had. Door een innerlijke disharmonie kon hij het leven niet aan. Geen enkel beroep trok hem voldoende aan om zich er met vreugde voor in te zetten. Hij ging helemaal op in zijn poëtische belangstelling en daarbuiten kon hij niet een echt contact met het leven vinden. Tenslotte werd het noodzakelijk dat hij werk aannam, dat hem onverschillig liet. Ik bleef ook met hem corresponderen. Het knaagde aan zijn ziel dat hij ook in zijn dichtkunst niet een werkelijke voldoening vond. Het leven bracht hem niets dat hij als waardevol kon bleven. Tot mijn leedwezen ontdekte ik hoe steeds meer in zijn brieven en gesprekken doorschemerde dat hij meende een ongeneeslijke ziekte te hebben. Deze ongegronde voorstelling kon door niets uit de weg worden geruimd. Tenslotte bereikte mij de tijding dat de jonge man, met wie ik nauw verbonden was, zelf een einde aan zijn leven had gemaakt.

Bron: Rudolf Steiner – Mein Lebensgang – GA 28


Zie ook: http://ridzerdvandijk.wordpress.com/

Schrijver: Rudolf Steiner
Inzender: R. van Dijk, 24 januari 2011


Geplaatst in de categorie: psychologie

4.3 met 3 stemmen 535



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)