Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Willem Jan Otten: Odysseus

Odysseus

Welkom in de zaal van jaloezie.
Er laait een vuur. Er hangt
Een niet te buigen boog. Honden
Leggen tongen naast hun mond.
Haal diep adem en ga dáár staan
waar Penelope zou zijn verschenen
(uit het niets waar schoonheid
altijd uit verschijnt), en vang
de flits waarin je haar nog bent,
incasseer de blikken van de vrijers,
één voor één. Hun oogwit blikkert
als het jouwe zoals dat blikkerde
toen jij daar lag, likkend aan
haar laatste glimp als aan de rand
van een tequilaglas. Oppervlak
was zij, fantoom in tegenlicht.
De rest heet: de finale van het epos.
Roei je evenbeelden uit, en eis haar op.
Je bent haar wederhelft,
Rond nu dus af haar tergende gewacht.


Willem Jan Otten is geboren in 1951 te Amsterdam. Hij is de zoon van musici Marijke Ferguson en Kees Otten. Hij groeide op in de Amsterdamse Rivierenbuurt.
In 1959 verhuisden zij naar het Noord-Hollandse Laren. Daar ging hij naar de Lagere Montessorischool en daar maakte hij als kleine jongen de scheiding van zijn ouders mee. Dat zal er behoorlijk ingehakt hebben.

In 1970 deed hij eindexamen voor het gymnasium, wat mijn definitie weer eens staaft, dat het bijna allemaal afgestudeerde gymnasiasten zijn die later als dichter(es) succesvol scoren.
Hij studeerde filosofie en Engels aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

In 1973 verscheen zijn dichtdebuutbundel 'Een zwaluw vol zaagsel', waarvoor hij de Reina Prinsen Geerligsprijs ontving.
In 1975 was hij toneel- en literatuurrecensent van Vrij Nederland.
In 1978 trouwde hij met de schrijfster Vonne van der Meer.

Hij is tevens essayist, toneelschrijver en romancier. Ook werkte hij als dramaturg voor de toneelgroep Baal. Hij schrijft over het wonderlijke in het alledaagse.

Poëzie moet zwijgen om te rijpen, stelt hij. In 1987 werd hij medewerker van het NRC Handelsblad tot 1995. Hij schreef daarnaast ook voor de Trouw. Van 1989 tot 1996 was hij redacteur van Tirade.
In 1992 was hij gastschrijver aan de Rijksuniversiteit Groningen.
In 1994 verscheen zijn bloemlezing 'Het was missen op het eerste gezicht', tevens de beginregel van een wel heel bitter en cynisch gedicht.
Ook verscheen zijn roman 'Ons mankeert niets', waarmee hij zich mengde in de euthanasie-problematiek.
Zijn vrouw Vonne werd eerst rooms, waarna hij al snel volgde, na eindeloos geboom tijdens rijen wijnflessen stel ik me zo voor.

In 1999 verscheen 'Het wonder van de losse olifanten', een pleidooi voor christelijke religie. Wel even de kerkballast eraf schrapen, incluis de zoetsappige, zalvende, misleidende trucagetechnieken.
In 2004 verscheen de roman 'Specht en zoon', waarvoor hij de Libris Literatuurprijs en de Inktaap 2006 ontving.
Hij ontving de Constantijn Huygensprijs, de Herman Gorterprijs, de Jan Campertprijs en de Busken Huetprijs.
Nu de P.C. Hooftprijs nog!

Zijn laatste dichtbundel - tot nu toe - verscheen in 2009, getiteld 'Onze lieve vrouwe van de schemering'. Vele bundels verder sinds zijn debuut in 1973.

Zijn stem klinkt helder, krachtig, zangerig, erudiet en adellijk. Inmiddels alweer zestig, jaja, ook dichters ontkomen niet aan de grijze haren en het onherroepelijk lichamelijk verval. Fijn dat de geest daar wel aan kan ontkomen.

Schrijver: Joanan Rutgers, 1 april 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.2 met 5 stemmen 242



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)