Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

GODSBEELDEN (4)

Eén lepel tuinaarde, las ik ergens, bevat minstens honderd miljard bacteriën. Het totale aantal bacteriën aan de oppervlakte van de aarde is volstrekt onvoorstelbaar en zonder die deken van micro-organismen zou er niets op kunnen leven.

Het menselijk lichaam bestaat uit circa tien biljoen (10 x 10 tot de macht 12) cellen en biedt inwoning aan nog eens tien maal zoveel bacteriën. Die immense aantallen hangen niet als los zand aan elkaar, maar vormen gezamenlijk een onvoorstelbaar complexe organisatie, waarin alles met alles samenhangt in een uitgebalanceerd evenwicht en waarin alle delen elkaar beïnvloeden en in stand houden via talloze terugkoppelingssystemen. Uit dat geheel resulteert tenslotte het complexe menselijke organisme, het menselijk bewustzijn, de menselijke persoonlijkheid.
Tussen de mens, aan de top van het leven, en de eencellige amoebe aan de basis, vinden we een haast eindeloze reeks levensvormen die samen met de levenloze materie een aardeomvattend ecologisch systeem vormen.

Kijken we naar binnen, ín een levende cel, dan gaat er een wereld voor ons open van moleculen, atomen en subatomaire deeltjes. In zijn boek Macroscoop schrijft Joël Rosnay:
"Een eenvoudige cel als een bacterie (met een lengte van één miljoenste millimeter) telt 10 à 100 miljard watermoleculen, 100 miljoen à 1 miljard moleculen van gemiddelde grootte, die ongeveer 500 verschillende chemische verbindingen vertegenwoordigen (suikers, vetten, aminozuren, pigmenten etc.) en 5.000 à 10.000 verschillende macro-moleculen (proteïnen en enzymen) die samen een groep van ongeveer 5 miljoen moleculen vormen; en tenslotte een soort macro-molecule dat de noodzakelijke informatie bevat om leiding te geven aan de productie van alle andere, te weten desoxiribonucleïnezuur oftewel DNA."

Richten we de blik naar buiten, naar de sterrenhemel, dan herhaalt zich het wonder in miljarden maal miljarden planeten, zonnen, sterrenhopen en melkwegstelsels.

Natuurlijk is dit alles geen “godsbewijs”. Maar wie het allemaal tot zich laat doordringen en dan toch meent te kunnen vaststellen dat er geen God kán zijn omdat er nog zoveel lijden en chaos bestaat, is m.i. te vergelijken met een beeld dat, terwijl de beeldhouwer het nog uit een marmerblok aan het hakken is, tot de conclusie komt dat er geen beeldhouwer kán bestaan, omdat er zo meedogenloos op hem ingehakt wordt. Zo maar roepen: er is geen God, is mij wat al te gemakkelijk. Maar we dienen ons wel te realiseren, dat elke beeldvorming per definitie een projectie is, een aardse voorstelling van een transcendent, een onvoorstelbaar, want de menselijke verbeeldingskracht overstijgend "Wezen". Wie meent dat zijn godsbeeld identiek is aan de werkelijkheid, heeft zich een afgodsbeeld gemaakt.

Maar hoe kan een zinnig mens een open oog hebben voor “het kwaad” in deze wereld, voor het lijden, voor de destructieve machten, en dan tóch nog vertrouwen behouden in een godsbestuur, in een zinnige uitkomst van het scheppingsproces? Als reactie op deze vraag citeer ik een fragment uit een in dialoogvorm geschreven essay van Raymond M. Smullyan "Is God een Taoïst?" (De spiegel van de ziel, Contact, Amsterdam 1989).

Een sterveling voert een gesprek met God. In een bepaalde fase van dat gesprek merkt God op:
"Mijn rol in het wereldplan (als men deze misleidende uitdrukking mag gebruiken) is straffen noch belonen, maar het proces begeleiden waardoor alle bewuste wezens de volmaaktheid bereiken."
De sterveling vraagt:
"Waarom zei u dat het een misleidende uitdrukking was?"
God antwoordt:
"Wat ik zei, was in twee opzichten misleidend. In de allereerste plaats is het onjuist te spreken over mijn rol in het wereldplan. Ik bén het wereldplan. Ten tweede is het net zo misleidend te zeggen dat ik het proces waardoor bewuste wezens verlichting bereiken, begeleid. Ik bén het proces. De oude taoïsten zaten er niet ver naast toen ze zeiden dat ik (die ze "Tao" noemden) geen dingen doe, maar dat dóór mij alle dingen gebeuren. In meer eigentijdse termen uitgedrukt: ik ben niet de oorzaak van het Kosmische Proces, ik ben het Kosmische Proces zelf. De nauwkeurigste en vruchtbaarste definitie van mij die de mens kan formuleren - althans in zijn huidige stadium van evolutie - is, denk ik, dat ik het verlichtingsproces zelf ben. Omgekeerd kunnen degenen die willen denken aan de duivel (al zou ik willen dat ze dat niet deden!) hem definiëren als de ellendig lange tijd die het proces kost. In deze zin is de duivel noodzakelijk; het proces kost gewoon enorm veel tijd en daar kan ik absoluut niets aan doen. Maar ik verzeker je dat als het proces eenmaal beter wordt begrepen, de smartelijk lange tijd niet meer zal worden beschouwd als een wezenlijke beperking of een kwaad. Men zal haar juist zien als het wezen van het proces zelf. Ik weet dat dit voor jou, die zich nu in de eindige zee van lijden bevindt, een schrale troost is, maar als je je deze houding eenmaal eigen hebt gemaakt, zal je eindige lijden beginnen te verminderen - en uiteindelijk verdwijnen."

Het volk Israël, zegt een oud bijbelverhaal, moest op weg naar het beloofde land veertig jaar door de woestijn trekken zónder een godsbeeld met zich mee te voeren: "gij zult u geen gesneden beeld noch enige gelijkenis maken". Zo zal ook de mensheid het zónder godsbeeld moeten stellen op de generaties-lange tocht door zeeën en woestijnen naar “het beloofde land” van de toekomst. Zonder godsbeeld, maar niet zonder de zich aan elke beeldvorming onttrekkende goddelijke Geest waaraan de kosmos is ontsproten, die haar doordringt en die haar opstuwt naar vervolmaking.

(Slot volgt)

Schrijver: H.P. Winkelman, 28 juli 2011


Geplaatst in de categorie: religie

3.5 met 4 stemmen 131



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)