Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

GODSBEELDEN (5)

Moeten (en kunnen) we ons God voorstellen als een persoon of in elk geval als een Wezen met persoonlijke eigenschappen? En is zo’n antropomorf, zo’n naar de mens gemodelleerd godsbeeld in onze tijd nog redelijk aanvaardbaar? Typisch voor deze godsvoorstelling en de daarmee samenhangende opvattingen over godsbestuur zijn immers de evidente innerlijke tegenstrijdigheden. Om maar wat te noemen: een almachtige Schepper en Bestuurder van hemel en aarde, die toch niét verantwoordelijk is voor kwaad, lijden en onvolkomenheden; een persoonlijke God die ieders leven leidt, maar die (hoewel daartoe bij machte) niét verhindert dat miljoenen door ziekten, natuurgeweld of medemensen een afgrijselijke dood vinden; een God die ieders lot voorbeschikt, maar die mensen toch aanspreekt op hun vrije wil en eigen verantwoordelijkheid; een hiernamaals waar alles volmaakt is (dus waaraan per definitie niets meer behoeft te veranderen), maar waar toch alles vol leven en beweging is. Dit is maar een kleine greep, waaraan legio voorbeelden kunnen worden toegevoegd.

Wie God beschouwt als hoogste, heiligste en fundamentele werkelijkheid, onbegrensd in ruimte en tijd, elk voorstellingsvermogen overstijgend, kan niet (zoals wél gebeurt) tegelijkertijd proberen om die transcendente God te portretteren. Dit laatste (God tot object van onze beeldvorming maken) zou alleen kunnen als we in staat zijn God binnen onze tijd-ruimtelijke werkelijkheidsbeleving te trekken, dus als we concessies doen aan diens absolute transcendentie. Als we God aanduiden als transcendente Geest waaruit, waardoor en waartoe wij bestaan, erkennen we daarmee zowel onze existentiële relatie met die God als ons absolute onvermogen om ons daar iets concreets bij voor te stellen.

De transcendentie van de Geest die een universum heeft gecreëerd en omspant dat ruw geschat zo’n honderd miljard galactische stelsels omvat, elk met zo’n honderd miljard sterren, de transcendentie daarvan ten opzichte van elk van ons is enigszins te vergelijken met de transcendentie van elk van ons als persoon ten opzichte van één van de circa 10 biljoen lichaamscellen waaruit wij bestaan.
Probeer je nu eens voor te stellen dat elk van jouw lichaamscellen op zijn niveau over individualiteit en zelfbewustzijn zou beschikken en zou kunnen nadenken over jou als "Opperwezen". Misschien zou die cel zich jou dan voorstellen als een alle lichaamscellen overstijgende “Oppercel”. Maar ook hij (die cel) zou zich op een zeker moment gaan realiseren dat de persoonlijkheid van jou zoveel complexer moet zijn dan zijn eigen persoonlijkheid, dat hij nooit in staat zal zijn zich van jou (als Oppercel) een reële voorstelling te maken. Jij bent voor hem transcendent.

Ik geef deze vergelijking met het oog op de door mij veronderstelde relatie tussen de goddelijke Geest en de mens. De mens als (relatief eenvoudige) individuele persoonlijkheid tegenover de Geest als een slechts in abstracte termen aan te duiden, alle materie en geest van het universum omvattende, beheersende en overstijgende Kracht. Laten we beseffen dat de aard, het wezen, de complexiteit, de reikwijdte, de dimensies etc. van die Kracht voor ons absoluut transcendent, dus ten enenmale onvoorstelbaar zijn.

Schrijver: H.P. Winkelman, 29 juli 2011


Geplaatst in de categorie: religie

0.8 met 4 stemmen 208



Er zijn 2 reacties op deze inzending:

Naam:
Hendrik Klaassens
Datum:
30 juli 2011
Uitstekend opgebouwd, helder artikel over godsbeelden. Ik zie echter niet de innerlijke tegenstrijdigheden die je in de eerste alinea noemt. Zo kan een (in geestelijke zin) mensvormige God m.i. mensen scheppen met een eigen vrije wil en is Hij dan niet voor hun eigen daden verantwoordelijk. Ouders zijn juridisch toch ook niet verantwoordelijk voor de daden van hun volwassen kinderen? Waarom zou een almachtige God het leven van door Hem geschapen, met een vrije wil uitgeruste mensen moeten voorbeschikken? Dat is immers in strijd met die vrije wil.

Ik denk dat het probleem zit in de manier waarop je de 'almacht' definieert. Wie almachtig is, hoeft toch niet alles als een universele controlfreak te besturen? Waarom zou het hiernamaals statisch en volmaakt moeten zijn? Als het leven zich in de materiële wereld steeds verder kan ontwikkelen, kan het geestelijke leven over de drempel van de dood dat toch ook?
Dat je de relatie tussen Goddelijke Geest en de mens vergelijkt met die tussen een lichaamscel en de hele mens vind ik trouwens fraai gevonden.
Naam:
Joanan Rutgers
Datum:
29 juli 2011
Pffff....

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)