Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

WAARHEEN ZIJN WIJ ONDERWEG? (5)

Aflevering 4 van deze artikelreeks eindigde met de constatering dat de evolutie een duidelijke richting heeft en wel in die zin dat ze gericht is op de vorming van steeds complexere gehelen die meer zijn dan de som van de delen. De volgende vraag luidt: als dat zo is, zit daar dan een stuwende of sturende kracht achter?

Naar mijn mening mogen we de “gerichtheid” waarvan hier sprake is nog niet meteen "finaal", dus "doelgericht" noemen. Ik vind het persoonlijk aannemelijk dat er een stuwende kracht is die in evoluerende richting werkt, maar ik zou mijn boekje te buiten gaan als ik zou concluderen dat er dús een bedoeling en dús ook een Bedoeler (Designer) achter moet zitten die de richting bepaalt. Dat laatste is een kwestie van geloof en valt als zodanig buiten het bestek van deze beschouwing.

Een "sturende kracht" doet denken aan iets of iemand búiten onze werkelijkheid die de ontwikkelingen bínnen onze werkelijkheid bepaalt: een "deus ex machina". De aanname daarvan, louter ter verklaring van de verschijnselen, kan natuurlijk wetenschappelijk niet door de beugel. Vandaar dan ook dat Van Melsen in zijn al eerder door mij genoemde boek "Evolutie en Wijsbegeerte" opmerkte:
"Toch hoort de grote meerderheid der biologen niet graag de term finaliteit gebruiken als het over de verklaring van de evolutie gaat. De reden ligt voor de hand. Finaliteit doet hen altijd denken aan het beheerst worden van de evolutie door een metaphysical agency, een natuurwetenschappelijk niet grijpbare factor."
Door de eeuwen heen is het onverklaarbare vergoddelijkt, op goddelijke rekening geschreven. Gods handelen diende als stoplap om de gaten in onze verklarende redeneringen op te vullen. Geen wonder dat die god steeds terrein moest prijsgeven naarmate de wetenschap terrein won. God in competitie met de wetenschap, dat lijkt mij, ook voor de gelovige mens, geen aantrekkelijk concept.

Bij de term "stuwende kracht" kunnen we ook denken aan een kracht die de ontwikkelingen in onze werkelijkheid van bínnen uit richting geeft als scheppende causaliteit. Kun je dan spreken van een "deus IN machina"? Als reactie op deze vraag herhaal ik een al eens in een vroeger artikel door mij geciteerd fragment uit een essay van Raymond M. Smullyan, getiteld "Is God een Taoïst?" Smullyan voert een sterveling ten tonele die met God in discussie is. In een bepaalde fase van dat denkbeeldige gesprek merkt God op:
"Mijn rol in het wereldplan (als men deze misleidende uitdrukking mag gebruiken) is straffen noch belonen, maar het proces begeleiden waardoor alle bewuste wezens de volmaaktheid bereiken."
De sterveling vraagt: "Waarom zei u dat het een misleidende uitdrukking was?"
God antwoordt:
"Wat ik zei, was in twee opzichten misleidend. In de allereerste plaats is het onjuist te spreken over mijn rol in het wereldplan. Ik bén het wereldplan. Ten tweede is het net zo misleidend te zeggen dat ik het proces waardoor bewuste wezens verlichting bereiken, begeleid. Ik bén het proces. De oude taoïsten zaten er niet ver naast toen ze zeiden dat ik (die ze "Tao" noemden) geen dingen doe, maar dat dóór mij alle dingen gebeuren. In meer eigentijdse termen uitgedrukt: ik ben niet de oorzaak van het Kosmische Proces, ik ben het Kosmische Proces zélf. De nauwkeurigste en vruchtbaarste definitie van mij die de mens kan formuleren - althans in zijn huidige stadium van evolutie - is, denk ik, dat ik het verlichtingsproces zelf ben.”

"Deus ín machina." Dat wat een mens aanduidt met het woord "God" (zegt Smullyan dus) IS het wereldplan, IS het Proces, IS de Weg, IS de Scheppende Oorzakelijkheid.

(Slot volgt.)

Schrijver: H.P. Winkelman, 5 januari 2012


Geplaatst in de categorie: filosofie

4.7 met 3 stemmen 206



Er zijn 2 reacties op deze inzending:

Naam:
Piet Winkelman
Datum:
6 januari 2012
@ Hendrik Klaassens 05-01-2012
Ik heb niet generaliserend willen zeggen dat voor de gelovige mens Gods handelen altijd als stoplap dient voor het onverklaarbare.
Wat ik heb willen zeggen, is dat het door de eeuwen heen wel is gebeurd en dat het nog gebeurt dat men Gods hand met name zag en ziet als er iets heel bijzonders gebeurt: een blikseminslag, een “wonderlijke” genezing, een bijzondere samenloop van omstandigheden e.d.
Dat is namelijk het geval als je het verklaarbare toeschrijft aan een natuurlijke en het onverklaarbare (dat meestal staat voor het nóg onverklaarbare) aan een bovennatuurlijke gang van zaken.
Dat lijkt mij – zoals ik schreef – ook voor de gelovige mens geen aantrekkelijk concept. Dus ik ben het helemaal met je eens dat geloof en wetenschap elkaar absoluut niet in de weg hóeven te zitten.
De problemen ontstaan pas als het geloof zich wetenschapspretenties aanmatigt of (omgekeerd) als de wetenschap zich een waardeoordeel aanmatigt over geloof.
Naam:
Hendrik Klaassens
Datum:
5 januari 2012
@ Winkelman, ik zie in dit deel een centrale uitspraak staan die m.i. niet klopt. Je schreef: "Gods handelen diende als stoplap om de gaten in onze verklarende redeneringen op te vullen. Geen wonder dat die god steeds terrein moest prijsgeven naarmate de wetenschap terrein won."

Je gaat hier uit van een heel eenzijdige opvatting van religie, nl. als verklaringsmodel voor een wereld die voor het individu en voor het collectief overweldigend is en waaraan daarom goddelijke eigenschappen worden toegeschreven. Zelfs voor primitieve samenlevingen en oude culturen gaat dat niet op. De belevingswereld is daarin heel anders dan bij ons; de wereld is bij hen geladen met het goddelijke en het numineuze, vol geheime betekenissen en magie. Er is een "ik-Gij relatie met de wereld" (Henri Frankfort e.a.). Vaak wordt gedaan alsof mensen uit dergelijke samenlevingen even rationalistisch en nuchter waren als wij en daarom goden hebben gefabriceerd om de wereld hanteerbaar en kenbaar te maken, maar dan projecteren wij onze westerse manier van denken op culturen waarin de wereld heel anders werd ervaren.

Ook nu zie ik niet dat God alleen een stoplap is om de gaten in onze kennis op te vullen. Voor mij en heel veel anderen geldt dat beslist niet. Juist het onderzoek naar de natuur kan me alleen maar vullen met ontzag voor de complexiteit en de kunstzinnigheid van de schepping.

Religiositeit verdwijnt dan ook niet; het verschuift naar meer eigentijdse vormen. Bijna een kwart van de Nederlandse bevolking zit op de toer van de nieuwe spiritualiteit (New Age e.d.). Ik kom regelmatig in die kringen en merk geen tegenstelling tussen aan de ene kant geloof en spiritualiteit, en aan de andere kant de wetenschap. Integendeel. Wél bestaat er weerstand tegen een al te reductionistische manier van wetenschap bedrijven.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)