Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

HIER EN NU, MET HET OOG OP MORGEN

Zoals velen van mijn generatie, ben ik grootgebracht met de leer van een lijfelijke “wederopstanding”, die zou plaatsvinden bij Christus’ wederkomst “om te oordelen de levenden en de doden”, een eindafrekening die óf eeuwige zaligheid inhield óf het tegendeel daarvan. Hoe komt het, dat ik daarover anders ben gaan denken? Ik zal me hier beperken tot een paar hoofdzaken.

De zin van het bestaan, daar gaat het eigenlijk over. Die zin lag ooit ingebed in de christelijke mensbeschouwing: de mens door God. geschapen, van God vervreemd, door Christus met God verzoend, om als zodanig na dit leven voor eeuwig in volmaaktheid bij God te zijn. Je wist dus waar je vandaan kwam en waar je naar toe ging – en in dat laatste lag je bestemming, dus de zin van je bestaan.

Maar dan begint het gaandeweg tot je door te dringen dat zo’n mensbeschouwing als het ware vóór-copernicaans is. Het geocentrische denken mag dan achterhaald zijn, het antropocentrische en het egocentrische denken zijn nog springlevend. Daarin draait heel het kosmisch gebeuren om de mens en heel het menselijk gebeuren om mij. Het ligt voor de hand dat dit gemakkelijk kan leiden tot sterke nadruk op het persoonlijke heil in het hiernamaals ten koste van voldoende aandacht voor het gemeenschappelijk welzijn van de mensheid in het hier en nu.

Het merkwaardige is, dat zij die geloven dat de mens na de dood persóónlijk voortbestaat, er geen moeite mee hebben te accepteren dat al het overige leven op aarde uitsluitend wordt doorgegeven in opeenvolgende generaties, dus door geslachtelijke of ongeslachtelijke voortplanting. Het sterven van planten en dieren vatten zij (terecht) op als een natuurlijk vernieuwingsproces waaraan helemaal geen individueel voortbestaan na de dood en geen onsterfelijke ziel te pas komt. Het lijkt nogal tegenstrijdig om wél de evolutie te aanvaarden, maar niettemin te menen dat mensen (en uitslúitend mensen) na de dood individuéél voortbestaan. Over het evolutionaire proces dat uitmondde in de homo sapiens bestaat een overvloed aan wetenschappelijke publicaties. Het ontstaan van een onsterfelijke, individuele menselijke ziel met het vermogen om ook buiten het lichaam zelfstandig en met behoud van alle individuele kenmerken en verstandelijke vermogens voort te bestaan, komt daarin niet aan de orde. Natuurlijk niet. In wetenschappelijke zin is het bestaan van een individuele menselijke ziel als feitelijke entiteit niet aantoonbaar. Het is geloof. Wanneer en hoe en in welke hominide voorgangers van de homo sapiens zou die onsterfelijke ziel ontstaan moeten zijn? Toen het zelfbewuste denken ontstond? Maar dan ligt het immers voor de hand dat het juist aan wensdenken te danken (of te wijten?) is geweest dat de mens voor zichzelf met niet minder dan met een onsterfelijke ziel genoegen wilde nemen!

Minder? Is hier geen sprake van blikvernauwing? Elk moment van ons bestaan en in al ons doen en laten is ieder van ons immers betrokken bij de toekomst van de wereld. Wordt het leven niet juist zinvoller en daardoor leefbaarder als ik mij realiseer dat het daarbij niet alleen gaat om mij, individuele mens, zelfs niet alleen om de mensheid, maar uiteindelijk om de ontplooiing van het aardse leven in al zijn verscheidenheid? Zouden júist christenen zich er niet van bewust moeten zijn dat hun geloof geen recht geeft op een bijzondere behandeling, maar wél en vooral een plicht tot bijzonder handelen? Tot dienstbaarheid aan de samenleving!

Het bijbelse scheppingsverhaal maakt geen aanspraak op een wetenschappelijk verantwoorde beschrijving van het ontstaan van de aarde en het aardse leven. Het is mythologie. Het vertelt in allegorische, beeldende taal over de wordingsgeschiedenis van de wereld van het begin tot aan de voltooiing. In dit visioen schept God op de zesde dag de mens. Aan het einde van die dag ziet Hij terug op alles wat Hij gemaakt heeft en zie, het was zeer goed. In deze visie is de zesde scheppingsdag dus nog niet voorbij. Het ís immers nog niet zeer goed. Er ontbreekt nog wel wat aan de volmaaktheid. Maar de schrijver van het verhaal heeft óver het hier en nu heengekeken naar de dag van morgen. Zijn visionaire blik heeft de voltooiing al gezien, het doel, de bestemming, de zin van het bestaan. Dat houdt een belofte in: het wórdt zeer goed! De belofte is tegelijkertijd een opdracht. Haat, zelfzucht en verdeeldheid zullen plaats moeten maken voor medemenselijkheid, geloof, hoop en liefde, Het geheel wordt dan meer dan de som van de delen. Mensen worden mensheid.

Schrijver: H.P. Winkelman, 13 januari 2012


Geplaatst in de categorie: religie

5.0 met 1 stemmen 204



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Maarten
Datum:
23 januari 2012
Goed verhaal Piet. Het wordt voor de huidige gelovige bijzonder moeilijk om aan de voorgeschreven denkbeelden vast te blijven houden. Zo wordt de Bijbel meer en meer symbolisch geïnterpreteerd en blijven nog maar bar weinig van de verhalen overeind in het licht van huidige wetenschappelijke verklaringen omtrent de teksten. Leven na de dood is een van de onwrikbare beloften en vooruitzichten waar op geen enkele manier getornd kan worden. Men ziet dan ook dat er hevig bevestiging wordt gezocht voor bewijs naar leven na de dood. Terwijl neurologie, biologie en andere disciplines, neuron voor neuron ons brein blootleggen en de mechanismen verklaren, proberen anderen te bewijzen dat er wel degelijk een ziel is die onstoffelijk is, men doet dat door bijvoorbeeld BDE’s aan te dragen als aantoonbaar bewijs.

Graag gelezen, Maarten

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)