Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Een vrijzinnig echtpaar op de barricaden

(voor Oda en Christian Krohg (1860 - 1935), (1852 - 1925))

Othilia Pauline Christine Lasson was de tweede dochter van vader Christian, die advocaat was, en moeder Alexandra, die gewoon zichzelf was, terwijl ze ook het kleinkind van een Russische prinses was en ze had acht zussen en twee broers. Op haar eenentwintigste trouwde ze met de acht jaar oudere Jorgen Engelhardt, een zakenman en workaholic, waarmee ze samen twee kinderen kreeg, maar na twee jaar had ze genoeg van zijn stuurse afstandelijkheid en is ze met de kinderen ergens anders gaan wonen. Ze nam schilderlessen van Erik Werenskiold, die vijf jaar ouder was en ook al was hij getrouwd met Sophie Thomesen, dat weerhield haar niet om hem het hof te maken, waardoor de schildersezel vaak als een kamerscherm diende, waarachter ze voor de schilderlessen elkaar onstuimig opwarmden. Haar lange, blonde haren raakten dan heerlijk in de war en de blossen op haar wangen leken wel twee straalkachels.
Toen Sophie hen een keer op heterdaad betrapte, was het vrije gescharrel voorbij en kwam ze bij Christian Krohg in de leer, een dikke man met een forse baardgroei, die meer at en dronk dan goed voor hem was.

Christian Krohg was geboren in Vestre Aker en zijn vader Georg Anton was eveneens advocaat én diplomaat. Hij was de kleinzoon van een voormalig minister en hij studeerde rechten aan de Universiteit van Oslo, de oudste universiteit van Noorwegen, vlakbij het Koninklijke Kasteel en het parlement.
Na zijn rechtenstudie ging hij naar de kunstacademie in Karlsruhe, de Baden Kunstschool, waar hij onderwezen werd door de hoogleraar Hans Gude, een Noorse, romantische kunstschilder. Op zijn negenentwintigste werkte hij in Parijs als kunstschilder en hij maakte met name realistische schilderijen over de onderkant van de samenleving, vooral veel portretten van verarmde prostituees. Zijn latere roman 'Albertine' handelde rauw-realistisch over de prostitutiewereld en de vele misstanden. De politie maakte misbruik van de gevangen hoeren en vooral die scene deed de in hun eer aangetaste politie besluiten om alle boeken in beslag te nemen. Hij schreef en schilderde recht-voor-zijn-raap, wat natuurlijk altijd bij zelfvoldane braveriken in het verkeerde keelgat schiet.

Op zijn zevenentwintigste was hij al voor het eerst bij de kunstenaarskolonie in Skagen geweest, waar hij feestvierde met Anna en Michael Ancher, Marie en Peder Kroyer en de wat wereldvreemde Edvard Munch, die behoorlijk door hem werd beïnvloed. Tijdens de gegeven schilderlessen aan de onweerstaanbare Othilia bloeide de liefde over en weer en ondanks dat hij acht jaar ouder was en aanzienlijk dikker, beleefden ze goddelijke liefdesnachten, waarbij ze meestal hem bereed, want andersom was te vermoeiend voor hem en hij hield juist van dominante vrouwen. In 1885 werd hun dochter Nana geboren, in 1888 zijn ze met elkaar getrouwd en in 1889 werd hun zoon Per geboren, die ook een bekende kunstschilder werd.

In 1888, het huwelijksjaar, hadden ze een driehoeksrelatie samen met de anarchistische schrijver Hans Jaeger, die vanwege zijn geschriften regelmatig in de gevangenis zat, maar ze deelden met hem de afschuw over alle murw makende conventies en een open huwelijk moest tegen een stootje kunnen.
In Berlijn kreeg Oda Krohg het aan de stok met de gefrustreerde August Strindberg, omdat ze zijn gitaar wel even zou stemmen, wat ze volgens hem helemaal niet kon en dus schold hij haar uit voor amateuristische hoer en blijf met je heksenklauwen van die edele snaren af! De dichter Gunnar Heiberg was net van plan om zich te bezuipen, maar daar zag hij ineens vanaf, hij diende de nare August van gedegen repliek en als een echte beschermheer verliet hij samen met Oda het onthutste café. Ze lachten nog lang na over de verpieterde uitdrukking op het gelaat van de vernederde schrijver en ze doken als vanzelf met elkaar tussen de veren.
Christian duldde die erotische spontaniteit, sterker nog, hij wakkerde het zelfs aan, omdat stromende energieën de schilderkunst opwaarderen. Oda ging met Gunnar naar Parijs en Christian volgde hen, want hij kon als leraar aan de Colarossi Academie aan de slag en daarbij zag hij geregeld zijn vrouw en kinderen. Oda had haar eigen atelier in de roerige wijk Montparnasse en ze maakte met vele bekende kunstschilders contact, ook Henri Matisse, die zijn ogen niet van deze koningin der bohemiennes af kon houden, maar ze hield hem op een afstand, niet alle mannen klikten qua uiterlijk.
Pech voor hem, maar geluk voor de dichter Jappe Nilssen, voor wie ze heel graag een uitdagende minnares was en na iedere bevredigende coïtus reciteerde hij automatische één van zijn liefdesgedichten, wat haar op den duur zo tegenstond, dat ze hem de bons gaf en met dat blauwtje kon hij nog vele jaren verder dichten. Christian was inmiddels uitgever van het Boheemse tijdschrift 'Impressionisten' en hij was vanaf zijn achtendertigste twintig jaar journalist voor de krant 'Verdens Gang', terwijl hij vanaf zijn zevenenvijftigste tot aan zijn overlijden hoogleraar en directeur van de Noorse Academie voor Schone en Beeldende Kunsten was.

De kranige en levenslustige Oda keerde terug naar haar zwaarlijvige, maar zeer betrouwbare echtgenoot, de oppervlakkige rommeljaren werden vergeten, ze sloten elkaar weer hartstochtelijk in de armen en na enkele wodka's bedreven ze weer als vanouds de liefde met elkaar, hij gedwee onderop, zij als een wilde merrie bovenop. Eind goed, al goed. Ze gingen terug naar Oslo en ze konden beiden teren op hun in de loop der jaren bijeen vergaarde roem, want hun schilderijen gingen als zoete broodjes over de toonbank. Christian stierf in 1925, waardoor Oda zich geen raad meer wist, verloederde en inzakte, maar gesteund door haar volwassen kinderen, die voor haar kookten en het huis kuisten.
Tien jaar van vele momenten vol terneerslaande eenzaamheid bleef ze vrouwmoedig overeind, leek ze nog vaak op het portret uit 1886, gemaakt door Christian, totdat ook zij het tijdelijke voor het eeuwige moest wisselen en men heeft haar begraven op het Var Frelsers gravlund in Oslo, waar ook Hendrik Ibsen en Edvard Munch liggen begraven.

Schrijver: Joanan Rutgers, 11 februari 2012


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.0 met 2 stemmen 123



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Annejan Kuperus
Datum:
13 februari 2012
Email:
ajkuperushotmail.com
Een prachtige, verdiepende beschouwing over (een deel van) de Noorse artistieke wereld; kunstzinnig, vrij en los van zaken die niet van belang zijn en er bovendien alles behalve toe doen.
Ook Munch wordt in jouw beschouwing genoemd. Een schilder van uitmuntende kwaliteit die op waarde wist te schatten. Veel dat mensen niet wilden of konden zien, heeft hij op uitmuntende wijze op doek voor eeuwig vastgelegd. 'De Schreeuw' is hiervan naar mijn mening het beste voorbeeld. Prachtig beschreven overigens: zij als een wilde merrie bovenop...!
Met veel plezier gelezen.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)