Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

OVER SCHULD, BOETE EN AANSPRAKELIJKHEID

Een waarschuwing vooraf. Dit wordt een nogal controversiële beschouwing over een controversieel onderwerp. Als u uzelf het risico van ergernis wilt besparen, kunt u deze gedachte-exercitie misschien maar beter ongelezen laten.

Recent verschenen boeken (zoals Swaab - Wij zijn ons brein en Lamme – De vrije wil bestaat niet) hebben ook de discussie weer geactualiseerd over de vraag: als vrije wil een fictie is, doordat ook hersenprocessen natuurlijke processen zijn en als zodanig strikt causaal, hoe kan iemand dan nog voor zijn/haar daden toerekeningsvatbaar en dus verantwoordelijk gesteld worden en hoe kan er dan nog sprake zijn van schuld? Waar slaat strafrecht op zonder schuldigen? En vanwaar dan nog schuld- en zondebesef?

Het probleem van de toerekeningsvatbaarheid werd recentelijk weer heel actueel bij de berechting van de massamoordenaar Breivik in Noorwegen. Kun je iemand die om ideologische redenen, weloverwogen, met militaire precisie gepland en uitgevoerd, in koelen bloede meer dan 70 argeloze jonge mensen doodschiet en dan ter rechtszitting met een “rationele redenering” probeert aan te tonen dat hij de mensheid daarmee in feite een dienst heeft bewezen, kun je zo iemand desondanks als voldoende geestelijk gezond beschouwen om hem toerekeningsvatbaar te verklaren?
En als je denkt, dat het wél kan, dan is de volgende vraag: in hoeverre is Breivik zelf verantwoordelijk voor de aard van zijn persoonlijkheid? Is die niet de resultante van nature (erfelijkheid) en nurture (beïnvloeding van buitenaf)? Heeft hij zijn genen dan zelf kunnen kiezen? En de omgeving waarin hij is grootgebracht? Als het aan iemand zelf te verwijten zou vallen als hij slecht (asociaal), gevoelloos en geestelijk gestoord is, is het dan ook aan iemand zelf te dánken als hij goed (humaan), empathisch en geestelijk evenwichtig is?

Dit zijn lastige, maar voor wie het bestaan van de vrije wil ontkent niet te ontlopen vragen, vooral als ze betrekking hebben op iemand die op het eerste gezicht bepaald niet de indruk maakt verstandelijk gehandicapt te zijn.
Hoe lastig de vragen zijn blijkt ook wel uit het feit dat Breivik eerst door een team specialisten niét en vervolgens door een tweede team specialisten wél toerekeningsvatbaar verklaard werd. Breivik zelf, overtuigd van zijn zuivere intenties en de noodzaak van zijn ingrijpen, beschouwt zich uiteraard als volkomen toerekeningsvatbaar. De ergste, want meest kwetsende straf zal het voor hem zijn als de rechtbank hem beschouwt, behandelt en berecht als de voor de samenleving levensgevaarlijke, monomane psychopaat waarvoor de meeste mensen hem houden.

Eerst nu nog even terug naar de vraag: wat verstaan we onder schuld- of zondebesef? Is dat niet de inspraak van ons geweten telkens als we tekortschieten ten opzichte van datgene waarvoor we ons t.o.v de gemeenschap als mensen verantwoordelijk of geroepen voelen?
Als dat besef ons ertoe brengt ons leven beter te gaan invullen, dan is ook dat dus weer een verandering die in oorzakelijk verband tot stand komt. Ook zondebesef past dus in een oorzaak-gevolg-redenering.

Maar hoe staat het met schuld? Zondebesef zoals hierboven bedoeld, roept schuldgevoelens op. Maar dat betekent nog niet in dat er ook in objectiéve zin sprake is van schuld. Schuld verhoudt zich m.i. tot schuldgevóel zoals vrijheid zich verhoudt tot vrijheidsgevóel. Het zijn die subjectieve gevoelens waarmee we moeten leven. Maar dat hoeft een analyserend onderzoek naar de objectieve fenomenen die erachter liggen niet in de weg te staan.

De consequentie voor het strafrecht is dat strafbepaling niet gerelateerd is aan schuld, maar aan aansprakelijkheid en toerekeningsvatbaarheid, waarbij deze laatste samenhangt met o.m. vermogens van verstand en gevoel.

Hoewel het strafrecht al gerelateerd is aan wilsbekwaamheid en toerekeningsvatbaarheid van de wetsovertreder, heeft het voor de beantwoording van de schúldvraag doorgaans minder te maken met de wetsovertreding als zodanig dan met de niet noodzakelijk daaruit voortvloeiende gevólgen ervan. Ziehier een simpel voorbeeld:

A rijdt op een onoverzichtelijk kruispunt met zijn auto door een rood stoplicht en aangezien de politie dat geconstateerd heeft, krijgt hij een boete van 100 euro. B begaat exact dezelfde overtreding, maar rijdt daardoor op het kruispunt een fietser dood die door groen reed. Hij krijgt behalve de boete een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een half jaar of meer wegens dood door schuld. A en B hebben precies dezelfde overtreding begaan. A had geluk. B had pech.
Niet de overtreding zelf bepaalt hier dus de zwaarte van de straf, maar de mate van pech of geluk van de dader tijdens diens overtreding. Hier lijkt iets te wringen. En wat de schúldigverklaring betreft, is dat ook zo. Maar, let wel, “niet schuldig” betekent dus niet per definitie “niet aansprakelijk”. Wie anders dan B zou aansprakelijk gesteld kunnen worden voor het dodelijk gevolg van zijn verkeersovertreding.

Om de samenleving leefbaar te houden is het noodzakelijk om door preventieve én correctieve maatregelen onmaatschappelijk gedrag te voorkomen of te ontmoedigen. Ook dat is een kwestie van causaliteit. De mogelijkheden tot gerechtelijk op te leggen boetedoening voor wandaden staat m.i. los van de hier besproken schuldvraag.

Schrijver: H.P. Winkelman, 22 april 2012


Geplaatst in de categorie: filosofie

3.1 met 12 stemmen 236



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)