Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Onzichtbaar, ondragelijk lijden

(voor Attila József (1905 - 1937))

Je bent geboren op 11 april 1905 in een arbeiderswijk te Boedapest. Je vader Áron József, deels Roemeens, werkte in een zeepfabriek. Je moeder Borbála Pöcze, van boerenafkomst, was een wasvrouw. Je was de jongste van zes kinderen, waarvan er drie waren overleden. Je bent Grieks-orthodox opgegroeid, een minderheid in Hongarije, maar je had niet veel met de kerk. Op je derde verliet je vader het gezin, waardoor je in een pleeggezin kwam, in Öcsöd, waar je varkens hoedde. Op je zevende ging je terug naar je moeder, waar grote armoede heerste. Je moeder deed de was bij anderen, van vroeg tot laat, en ze maakte hun huizen schoon. Het sprookje van de Hunnenkoning Attila, je naamgenoot, was de eerste aanzet tot je literatuurliefde. Op je negende bracht de eerste wereldoorlog nog meer armoede. Je stond soms om negen uur 's avonds in de rij voor voedseluitdeling om 's ochtends om half acht te merken dat al het voedsel op was. Je verkocht water in een bioscoop, je stal hout en kolen op het station en je verkocht zelfgemaakte, gekleurde windmolentjes aan rijke kinderen. Je sjouwde met zware pakketten en je was kranten- en broodjesverkoper. Je moeder kreeg een baarmoedergezwel en op je veertiende overleed ze aan kanker, tijdens de Kerst. Dit grote, pijnlijke verlies keert veel terug in je poëzie. Je zat per vergissing twee weken in een priesteropleiding. Je oudere zus Jolán trouwde met de advocaat Ödön Makai, waardoor jij en je zus Eta ook bij hem introkken. Als je voogd kon je door Ödön naar het Demke-internaat van een gymnasium in Makó. Je haalde het gymnasium, al deed je wel meerdere zelfdodingspogingen, vanwege psychische ontsporingsprocessen en permanente, zwaarmoedige eenzaamheid. Je schreef liefdesgedichten voor de dochter van de schooldirecteur, Mártá Gebe. Je werd vrijgesproken voor een aanklacht jegens godslastering in je gedicht 'Opstandige Christus'. De dichter Gyula Juhász publiceerde je gedichten en op je zeventiende verscheen je debuutbundel 'Schoonheidsbedelaar'. Op je negentiende studeerde je Hongaars en Frans aan de Universiteit van Szeged. Je tweede bundel 'Niet ik ben het die schreeuwt' verscheen. Een leraar haatte je na het lezen van je gedicht 'Met een zuiver hart' en hij zou er alles aan doen om je leraarschap te voorkomen. Gekwetst ging je in Wenen verder studeren. Je ontmoette avant-gardisten, waardoor je versvorm vrijer werd. Je studeerde aan de Sorbonne en je was lid van een anarchistisch-communistische partij. Je las met veel plezier François Villon en de surrealisten. In de zomer zat je in een Zuid-Frans vissersdorp. Op je twee-en-twintigste ging je terug naar Hongarije en je studeerde in Pécs, maar je leraarsdiploma behaalde je niet, vooral vanwege je psychische problematiek. Je werkte in enkele kantoren, maar nooit voor vast. Je verloofde met Mártá Vágó, maar dat verzandde toen ze door haar ouders naar Londen werd gestuurd. 'Maatschappelijk klassenverschil!', dacht je zwaarverbitterd. Je kreeg de diagnose 'neurasthenie', wat men later tot 'schizofrenie' bombardeerde. Tegenwoordig zou je het stigma 'borderline persoonlijkheidsstoornis' krijgen, al is dat heel wat anders dan zuivere schizofrenie, namelijk veel ongrijpbaarder. Op je achtentwintigste werd je verliefd op de kunsthistorica Mártá Marton, voor wie je 'Ode' schreef en waardoor een jaloerse Judit Szántó een zelfdodingspoging deed. Achtereenvolgens verschenen de bundels 'Ik heb geen vader en geen moeder', 'Neer met het kapitaal, geen gejammer', 'Nacht in de voorstad' en 'De dans van de beer'. Je woonde samen met Judit, maar je verdiende maar amper met zware arbeid. De psychoanalyse werkte averechts en je werd smoorverliefd op je psychoanalytica Edit Gyömröi. Je schreef 'Het doet zo'n pijn' voor haar. Je werd hoofdredacteur van een literair blad en je laatste bundel 'Het doet heel veel pijn' verscheen. Het verkocht nauwelijks. Je werd verliefd op de heilpedagoge Flora Kozmutza, wat weer niet wederzijds bleek. Het ging steeds slechter en een opname in een inrichting baatte niet, zodat je bij je zussen introk, vlakbij het Balatonmeer. Op 3 december 1937 kwam je al dan niet vrijwillig onder een goederentrein. Gezien je voorgeschiedenis en je psychische afgrondbalanceren is zelfdoding het meest voor de hand liggend. Je ligt begraven op het Kerepesi kerkhof in Boedapest als één van de belangrijkste dichters van Hongarije.

Schrijver: Joanan Rutgers, 21 augustus 2012


Geplaatst in de categorie: literatuur

1.4 met 5 stemmen 129



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)