Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De dronkenschappen subliem besteed

(voor Paul-Marie Verlaine (1844 - 1896))

Je bent geboren op 30 maart 1844 in Metz. Je vader was een oud-officier. Je studeerde aan het Lycee Imperial Bonaparte, opgericht in 1803. Andere oud-leerlingen waren o.a. Marcel Proust, Jean Cocteau en Paul Valery. Na je schooltijd werd je ambtenaar bij de gemeente, ook op het stadhuis, en je poëzie werd sterk beïnvloed door de Parnassian-stijl met als voorman de dichter Charles Leconte de Lisle (1818 - 1894). Andere aanhangers waren Theodore de Banville (1823 - 1891), Rene Sully Prudhomme (1839 - 1907), die in 1901 de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg, François Coppee (1842 - 1908) en Jose-Maria de Heredia (1842 - 1905). Op je negentiende verscheen je eerste gedicht in 'La Revue du Progrès' van de oprichter/dichter Louis-Xavier de Ricard (1843 - 1911) en je bezocht de politiek-literaire salon van zijn moeder, markiezin De Ricard, net als o.a. Auguste Villiers de l'Isle-Adam (1838 - 1889). Je ging om met Anatole France (1844 - 1924), die in 1921 de Nobelprijs voor de Literatuur ontving, Emmanuel Chabrier (1841 - 1894), componist/pianist, met wie je lange tijd bevriend was, de dichter/uitvinder Charles Cros (1842 - 1888) en Catulle Mendès (1841 - 1909), die getrouwd was met Judith Gautier (1845 - 1917), de dochter van Theophile Gautier en Ernesta Grisi. Ze was dichteres en romanschrijfster. Ze was al snel gescheiden van Catulle, ze had een sexaffaire met Richard Wagner en met de schrijver/marine-officier Julien Viaud, die getrouwd was met Blanche de la Ferrière. Op je twee-en-twintigste verscheen je eerste dichtbundel 'Poèmes saturniens'. Op je zesentwintigste trouwde je met de zestienjarige Mathilde Maute de Fleurville en je werd lid van de Nationale Garde en hoofd van het voorlichtingsorgaan van de Commune van Parijs, terwijl je vechten haatte. Samen met Mathilde kregen jullie een zoon. Je was al hevig verslaafd aan de absint en je leed al je hele leven aan ongecontroleerde woede-aanvallen. Vanwege geldgebrek woonde je bij je schoonouders in Montmartre. En toen kwam ineens de jonge dichter uit Charleville, Arthur Rimbaud (1854 - 1891) in je leven en een hemelse nachtmerrie begon. Arthur schopte overal tegenaan en je gaf hem noodgedwongen onderdak bij diverse vrienden, die zijn dwaze, afschuwwekkende gedrag al gauw zat waren, maar jij niet, jij zag in hem de verlossende dichter, die al je brave dichtersvrienden overtrof in zijn vrije dichtersgeest. Hij durfde de poëzie aanschouwelijk te maken. Jullie werden stevige drinkebroers en de hasjparadijzen maakten de feestroes compleet. Je ontdekte je homoseksuele aard en Arthur ging daar graag in mee, al was het alleen al om die brave burgers te chockeren. Na veel dronken razernijen koos je ervoor om het avontuur met Arthur voort te zetten en via Brussel belandden jullie in Londen, waar de drankgelagen en het hasjplezier gewoon werd voortgezet, terwijl jullie in een hoog tempo moeiteloos poëzie schreven, ogenschijnlijk verlopen, stinkende, zinloze, verslaafde zwervers, maar in wezen met grootse poëzie bezig, wat achteraf is gebleken. De hoogst gespannen sfeer en het plagen over en weer, plus het extreme drugsgebruik, gekoppeld aan de losgebarsten homo-erotiek, leidde tot psychotische toestanden. Je werd verlaten door Arthur en je dreigde hem met suïcide om bij jou terug te keren. In Parijs probeerde je tevergeefs je huwelijk te redden en in Brussel volgde de bijna fatale ontknoping met Arthur. Dronken en agressief schoot je twee keer op je beminde, ontrouwe Arthur, die gelukkig enkel in zijn linker pols werd getroffen. Je kreeg twee jaar gevangenisstraf in Mons, maar dat was vooral vanwege de geconstateerde sodomie. In de gevangenis zocht je heil in de roomse leer, tot grote hilariteit van Arthur. In 1874 verscheen 'Romances sans paroles', jouw poëtische antwoord op deze traumatische periode in je leven. Na vervroegde vrijlating zag je Arthur nog één keer terug in Stuttgart, wat weer uitliep op een knettergekke knokpartij. Het vriendschapsdoek viel definitief, al heb je later wel als allergrootste zijn poëzie bepleit. Je ging in Engeland werken als leraar Frans, Latijn, Grieks en tekenen. Dat was in Stickney, Boston en Bournemouth. 'Sagesse' verscheen en in 1877 werd je leraar Engels in Rethel, niet ver van Charleville. De herinneringen waren nog vers. Zelfkwelling, gemis, verdriet of wat? Je werd verliefd op je leerling Lucien Létinois, die in 1883 stierf door de tyfus. Je ging nog meer kapot en je strandde in armoede, drugs- en alcoholverslaving en lethargie. Je woonde in een Parijse sloppenwijk, samen met twee prostituees in de rue Descartes. Voorts bezocht je als vanouds de bordelen en de cafés. Je belandde geregeld in de ziekenhuizen en gasthuizen. In november 1892 bezocht je Nederland, waarbij je door de Tachtigers in de watten bent gelegd en je logeerde bij de altijd aimabele Willem Witsen. Je armoedige bohemienbestaan duurde voort, terwijl de nieuwe literatoren je oude werk ontdekten en bewierookten. De componisten Gabriel Faure, Claude Debussy en Regine Wieniawski maakten er muziek van. Voor jou leek het wel of iemand anders al die gedichten geschreven had. Vijf jaar na Rimbaud verliet je op 8 januari 1896 het aardse leven en je werd begraven op de Cimetière des Batignolles.

Schrijver: Joanan Rutgers, 2 oktober 2012


Geplaatst in de categorie: idool

1.3 met 11 stemmen 115



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)