Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Zwaar bevochten heiligheid

(voor Thérèse van Lisieux (1873 - 1897))

Je bent geboren op 2 januari 1873 in Alençon. Je heette Marie-Françoise-Thérèse Martin. Je vader heette Louis Martin (1823 - 1894), wiens ouders een klokkenwinkel hadden, waarin hij werkte. In 1858 trouwde hij met je moeder Marie Azélie Guérin (1831 - 1877), die kantwerkster was en niet onverdienstelijk, want je vader verkocht zelfs zijn uurwerkmakerij. Je ouders kregen negen kinderen, waarvan er vier als jonge kinderen overleden. De andere zussen waren: Marie, Pauline, Léonie en Céline. Alle vier werden eveneens een non. Op je vierde overleed je moeder aan borstkanker, waarna je vader de kantwerkwinkel verkocht en met jullie naar Lisieux verhuisde, waar je oom Isidore Guérin woonde, die daar apotheker was. Je woonde in een huurwoning in de Buissonnets, vlakbij de Jardin de l'Etoile. Je woonde er tot je vijftiende. Je vierde vakantie in de badplaats Trouville. Van je achtste tot je dertiende ging je naar een kostschool van de benedictinessen. Vanaf je achtste speelde je piano aan het Conservatorium van Dijon. Toen je zus Pauline het karmelklooster inging, deed je dat veel pijn. Je kreeg vele visioenen en op je tiende was je erg ziek, want je miste zozeer je moeder en Pauline, maar toen een Maria-beeld heel liefdevol naar je glimlachte, was je meteen weer beter. Je was idolaat van Jeanne d'Arc en je wilde graag een grote heilige worden. Omdat je psychisch erg gevoelig was, ging iedereen voorzichtig met je om. Bijna elf deed je je eerste communie en je ging er fanatiek in op, want je wilde er helemaal voor Jezus zijn en je raakte verslingerd aan de eucharistie. Op je dertiende ging ook je zus Marie naar de karmel van Lisieux, wat je weer veel verdriet heeft gedaan. Op je vijftiende trad ook jij in bij de karmelietessen. Je had zelfs gezorgd voor de goedkeuring van paus Leo de Dertiende, terwijl oom Isidore je veel te jong vond. Op 2 augustus 1888 werd je postulante en je kloosternaam was Thérèse van het Kindje Jezus en ook wel Elisabeth van de Drieëenheid. Je verliet je vader, je zussen Léonie en Céline, je patrijshond Tom en vele vriendinnen. Je zei dat je niet voor je zussen, maar voor Jezus non was geworden. Je kloostercel bevatte alleen een bed, een stoel, een bankje, een olielamp, een zandloper en aan de muur een houten kruisbeeld. Er was één vensterraam met uitzicht op de binnentuin en de statige kloostergangen en er was geen water, elektriciteit en verwarming. Er was een grote generatiekloof tussen jou en het merendeel van de zesentwintig zusters. Je kreeg twee maaltijden per dag en nooit vlees, want dat was enkel voor de zieken. Je was dol op moeder-overste Maria van Gonzage, ook omdat ze je intrede had gestimuleerd. Er werd veel gedaan aan boetedoening en versterving, daar men vasthield aan een wraakzuchtige God. Om zes uur 's ochtends was het eerste koorgebed. Er was elke dag vijf uur handenarbeid en er heerste de hele tijd silentium. Je veegde de gangen en de trappen en je tuinierde. De priorin bleek ineens een sadistische keerzijde te hebben en ze vernederde jou en je moest van haar de grond kussen en dan zonder pausintentie.
Eén zuster verruilde het klooster voor een inrichting, wat weinig verschilde. Je werd gepest en men sprak achter je rug kwaad over jou.

Begin 1889 kreeg je het loodzware, foeilelijke habijt en was je novice. Je schoonheid werd bedekt met oude lappen stinkstof. In de winter van 1891 stierven er vier zusters, waar je erg van schrok. Er kwam veel extra werk op jouw schouders te liggen. Van 1893 tot 1896 was je zus Pauline priorin en jij werd novicenmeesteres en je deed schilderwerk, plus je begon te dichten. Vernederingen zag je als opstapjes naar Jezus, terwijl je werkelijk leed door het venijnige gedrag van enkele zusters. Je was naïef en te lief voor deze keiharde kloosterwereld. In 1894 overleed je zwaar gekwelde vader en was er voor jou definitief geen weg terug. Je had niemand anders meer dan Jezus en door deze liefdesband doorstond je vele, pijnlijke obstakels, geestelijk en fysiek. Als weeskind verlangde je nog vuriger naar je troostende Heiland. Al je zussen waren non geworden en Céline kwam naar jouw klooster. Je ontdekte de kleine, nederige weg naar God en je noemde jezelf de kleine Thérèse. Je ging tot de absolute bodem van zelfweggave om God lief te hebben.
Op je tweeëntwintigste begon je aan je memoires, uit een soort voorgevoel, want een profetes was je altijd al. Je was aanzienlijk groter dan het benauwde karmelleven. Daarom is het ook zo triest om je verlichte wezen in zo'n wanstaltig habijt te zien, die al je vrouwelijke schoonheid vervloekte. Arme gevangene. In 1896 begon je bloed te braken en was het duidelijk dat je tuberculose had. Je reageerde vol liefde, omdat je naar je geliefde Jezus zou gaan. Je had altijd al een zwakke gezondheid, de sobere omstandigheden in het klooster waren een broedplek voor jouw tuberculose, maar je was zonder rancune, integendeel, je accepteerde je uiterst pijnlijke lot als een genadegave.

Op 30 september 1897 ben je overleden in de ziekenkamer en je hemelse rozenblaadjes zijn wel degelijk aangekomen, want velen hebben dankbaar inspiratie opgedaan via jouw heilige, allerliefste levenswandel. O, wonderschone, vrouwelijke Jezus, verpakt in aardse dwaasheid!

Schrijver: Joanan Rutgers, 26 oktober 2012


Geplaatst in de categorie: idool

2.0 met 10 stemmen 101



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)