Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Door Maria geheiligd

(voor Bernadette Soubirous (1844 - 1879))

Je bent geboren op 7 januari 1844 in Lourdes. Je vader François Soubirous (1807 - 1871) was een molenaar en je moeder Louise Casterot (1825 - 1866) was een wasvrouw. Je was de oudste van negen kinderen. De anderen waren: Jean (1845, vroeggestorven), Toinette (1846 - 1892), Jean-Marie (1848 - 1851), nog een Jean-Marie (1851 - 1919), Justin (1855 - 1865), Pierre (1859 - 1931), nog een Jean (1864, vroeggestorven) en een meisje (1866, vroeggestorven). Je bent gedoopt in de parochiekerk Sint Pierre en je woonde in de molen bij Boly, die je moeder had geërfd. Jij kreeg als peuter cholera, wat je op het nippertje overleefde en waaraan je levenslange astma overhield. Toen de regering besloot om meel gratis weg te geven, gingen veel molenaars failliet, jouw vader ook, waardoor je ging wonen in een voormalige gevangenis. Je vader werd onterecht gearresteerd, omdat de politie dacht dat hij een zak meel had gestolen. Arme mensen waren gauw verdacht. Tante Bernarde Casterot was je peetmoeder, die een taverne beheerde. Jij had te maken met mensonterende armoede, maar als gezin hielden jullie elkaar liefdevol overeind, troost vindend in het geloof. Jullie woonden in één kelderkamer, genaamd 'Le cachot', waarvoor jullie niets hoefden te betalen, geregeld door Andre Sajoux, een neef van je moeder. Op je veertiende was je samen met je zus Marie hout aan het sprokkelen, vlakbij de grot van Massabielle, waarin je je eerste visioen kreeg. Je zag een fel licht en een witte, kleine jongedame. Je hebt Maria in totaal achttien keer zien verschijnen. Drie dagen later ging je weer naar de grot en je raakte in een diepe trance, terwijl je wederom Maria zag. Tijdens een volgende keer vroeg Maria jou of je twee weken elke dag wilde komen, wat je maar wat graag inwilligde. Je ouders schaamden zich voor jou en ze probeerden je tegen te houden. Een politiebaas hield ook niet van zulke toestanden en hij was van plan om je in de gevangenis te stoppen. Zelfs een rechter wilde je straffen, maar niemand kon je met bewijs betichten van oplichterij. Ondertussen bleef jij trouw naar Maria gaan en je deed verslag van wat zij tegen jou zei. De Maagd Maria of 'Dat', zoals jij de verschijning noemde, droeg een witte sluier, een blauwe gordel, op elke voet een gele roos en in haar handen een rozenkrans. Dit was wellicht te vergelijken met een standbeeld, wat je ergens in een dorpskerk had gezien, zonder te beweren dat je dat beeld projecteerde, vurig wensend dat het echt was, zielsdiep smachtend naar Maria's liefde. De meningen van de omstanders waren zeer verdeeld, sommigen vonden dat je knettergek was en dat je naar een gekkenhuis moest, maar anderen waren nieuwsgierig en geloofden dat ze te maken hadden met een godswonder. Maria vroeg je om boete te doen en je deed modder op je gezicht, je at gras en je dronk uit het stromende water, waarna het water helder werd. Maria zei dat er bij de grot een kapel gebouwd moest worden en dat er processies moesten komen. Je ging samen met twee tantes naar pater Dominique Peyramale (1811 - 1877) om Maria's wens kenbaar te maken. Van de aanvankelijk tegenstribbelende bisschop Laurence mocht hij niet naar de grot, want jij zou volgens deze eerbiedwaardige een arme bedriegster zijn, die op geld uit was. Peyramale was ook sceptisch en ongelovig, dus vroeg hij jou om de naam van de verschenen vrouw. Je vroeg het haar en zij boog een beetje en ze glimlachte raadselachtig, zonder iets te zeggen. Maria vroeg aan jou om te drinken van een ondergrondse bron en ze wees je de juiste plek, waarna jij ging graven en er inderdaad water opborrelde, wat begon te stromen. Je dronk het en de anderen volgden je voorbeeld. Het bleek al snel water met geneeskrachtige werkingen te zijn. Het ging daarbij om de kracht van het mystieke geloof en het helende gebed, wat meer is dan louter suggestie. Vele genezingen volgden elkaar op. Je hield je hand een kwartier in de vlam van een kaars, terwijl je in trance verkeerde, en je hand bleef ongeschonden, terwijl dokter Pierre Romaine Dozous het wonder van nabij heeft gezien. Na doorvragen zei Maria: 'Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis!'. Een term die je nooit eerder had gehoord. Kwaadsprekers vonden dat je een simpele geest was, maar je bleef vasthouden aan je ervaringen, ook toen je stevig ondervraagd werd door roomse gezagsdragers. Drie jaar na de verschijningen kochten Peyramale én jawel Laurence de grot en het land eromheen, waar nu het Heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes prijkt, waar miljoenen pelgrims badderen in jouw bron.
Op je tweeentwintigste trad je in bij de Zusters van Liefde van Nevers in Nevers, zat van alle aandacht, en als zuster Marie-Bernard mocht je nooit meer spreken over je ervaringen in Lourdes, wat je prima vond. Je was ziekenverzorgster, hulpkosteres en borduurster. Op 16 april 1879 overleed je, vijfendertig jaar, aan tuberculose, terwijl je op je sterfbed nog een laatste visioen hebt gehad. Je bent begraven bij het Sint Gildard Klooster, in een speciale crypte op het kloosterkerkhof. Later hebben ze je grotendeels ongeschonden stoffelijk overschot tentoongesteld in een rijkelijk versierde, glazen kist, net als Sneeuwwitje. In 1933 ben je na eerder door Maria door de paus heilig verklaard.

Schrijver: Joanan Rutgers, 28 oktober 2012


Geplaatst in de categorie: religie

1.4 met 10 stemmen 144



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)