Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Armste onder de armen

(voor Sint Charles de Foucauld (1858 - 1916))

Je bent geboren als Karel Eugène op 15 september 1858 in Straatsburg. Op je zesde overleed je moeder na een miskraam en je vader overleed door tuberculose. Je ouders waren van adel en jij en je zus Marie gingen naar jullie opa, een gepensioneerde kolonel. Op je achtste ging je naar het bisschoppelijk college in Straatsburg en daarna ging je naar het lyceum. De leraren vonden je onverschillig en onstuimig, maar ook ijverig en intelligent. Op je elfde ontmoette je je nicht Marie de Bondy, die negentien was, en zij heeft je sterk beïnvloed. Op je twaalfde ging je samen met je familie naar Zwitserland om te ontkomen aan de Frans-Duitse oorlog. Duitsland veroverde de Elzas en dus gingen jullie via Bern naar Nancy, waar je slaagde voor je middelbare school. Je liet het christelijke geloof los en je las veel literatuur. Je wilde graag militair worden, maar daarvoor moest je eerst naar een strenge school, waar je op je achttiende verwijderd werd vanwege je onaangepaste gedrag. In oktober 1876 werd je toegelaten tot de officiersopleiding aan de École Spéciale Militaire de Saint-Cyr, in 1802 door Napoleon gesticht. Het lag in een voorstad van Parijs. In 1878 overleed je opa en je kreeg een enorme erfenis. Je deed een vervolgopleiding bij de cavalerie in Saumur, waar je met vele vrouwen het bed deelde en waar je veel alcohol en tabak gebruikte. Ook genoot je samen met je gasten van de meest overdadige diners. Je werd tweede luitenant van het vierde regiment huzaren en je ging in 1880 naar Algerije. Je had daar een vurige maîtresse en na acht maanden werd je ontslagen vanwege je gebrek aan discipline. Je ging met je maîtresse naar Évian-les-Bains, bekend van het minerale bronwater. Je vernam van een oorlog in Algerije, waar jouw eenheid in meedeed, waarna je jezelf weer aanmeldde en je acht maanden hebt meegevochten als een bekwaam leider en de soldaten waren vol lof over jou. In 1882 verliet je het leger en werd je ontdekkingsreiziger. Je werd diep geraakt door de vroomheid en de gastvrijheid van de moslims. In 1883 dwaalde je door de binnenlanden van Marokko, verkleed als rabbijn. In 1884 woonde je weer bij je maîtresse en je ontmoette je nicht Marie weer en via haar kwam je bij abé Huvelin terecht, je geestelijke leidsman. Vanwege je wetenschappelijk onderzoek ontving je in 1885 de gouden medaille van het Franse Geografisch Genootschap. In oktober 1886 werd je opnieuw rooms-katholiek. In 1888 verscheen je boek over je ontdekkingsreis en je ging mediteren over je roomse geloof. Je kwam in een trappistenklooster terecht en je maakte een pelgrimstocht naar het Heilige Land, waar vooral Nazareth je raakte. In Palestina vond je God en het verborgen leven van Christus. Je gaf al je bezittingen aan je zus Marie en in 1889 werd je novice bij de Cisterciënzer Trappisten van Notre-Dame des Neiges in Saint-Laurent-les-Bains in de Ardèche. Je heette er broeder Marie-Alberic en Dom Martin Goddard was de abt. De grote en prachtig gelegen abdij is ooit bezocht door de schrijver Robert Louis Stevenson (1850 - 1894). In Syrië bestond een dochterklooster. Na zes maanden in de Notre-Dame des Neiges ging je naar het klooster in Akbès te Syrië. Je had afscheid genomen van je zus Marie, je nicht Marie en enkele familieleden. Je zat zes jaar in het Syrische klooster, maar je wilde net zo arm als de arme timmerman Jezus in Nazareth zijn. In 1896 ging je naar Rome om theologie te studeren, maar in januari 1897 mocht je van de generaal-abt je eigen roeping volgen. Je verbleef ruim drie jaar bij de Clarissen in Nazareth, waar je knecht was en waar je woonde in een tuinhok, als een hond. Op 9 juni 1901 werd je in het bisdom Viviers tot priester gewijd. Je ging naar Beni-Abbes in Algerije, waar je een afgelegen huis bouwde, een eigen kloostertje. Je had veel contact met de Sahara-bisschop Guérin en je maakte contact met de Toeareg, wiens taal je leerde en voor wie je het evangelie vertaalde. Door streng ascetisme en uitputting werd je levensgevaarlijk ziek, maar de geitenmelk van de Toearegs sleepte je er doorheen. In 1915 vormden de Marokkaanse plunderaars en de opstandelingen uit Libië een ernstige bedreiging. Jij bouwde in Tamanrasset een klein fort, waar de bevolking beschermd kon worden. Ondertussen werkte je ook aan de poëzie, de spreekwoorden en de liederen van de Toeareg. Op 1 december 1916 lokten de Senussi-gezinde Toeareg jou uit je fort en ze wisten je vast te binden. Tijdens de plundering kwam er een andere, gewapende groep tevoorschijn en een geschrokken bewaker schoot een kogel af, die jou fataal raakte. Je werd in de fortgracht gesmeten. Je graf is in El Menia, Algerije. Je volgelingen noemen zich de kleine broeders en zusters van Jezus. De kleine zusters van Jezus werden in 1939 gesticht door Magdeleine Hutin (1898 - 1989), de directrice van de Vrije School in Nantes.

Schrijver: Joanan Rutgers, 28 december 2012


Geplaatst in de categorie: idool

3.0 met 1 stemmen 68



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)