Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Je was iemand geworden die je niet wilde zijn

(voor Nico Slothouwer (1956 - 1987))

Je bent geboren op 29 november 1956 in Deventer. Je was de jongste van drie kinderen.
Je zat op de HAVO van de Alexander Hegius Scholengemeenschap. In de tweede klas publiceerde je met Hans Pessink je dichtbundeldebuut 'Gewoon maar lullen'. Je was veertien jaar. De oplage was twee exemplaren en het exemplaar van de Openbare Bibliotheek Deventer is al jaren geleden ontvreemd.

Op je zestiende verscheen je tweede dichtbundel 'Het leven en het korreltje zout'. Er stond een citaat van Fernando Jose Noronha in: 'Hoe zou het leven zijn zonder dat je iemand kunt liefhebben en verzorgen?'. Dit was de kern van je poëzie.
Je deed nieuwsreportages voor het Deventer Dagblad en met een bandrecorder interviews voor de lokale radio.

Het Deventer Literair Café in de Menstraat hield in 1973 een poëziewedstrijd, waar jij openlijk een tegenstander van was, maar je stuurde wel een bijdrage naar hun tijdschrift 'Korst'. Je schreef dat je probeerde om gezond te eten, omdat je voorlopig je lichaam en geest nog vrij geregeld nodig had, al at je gisteren boterkoek met Ida. Ik neem aan niet Ida Gerhardt, al woonde die daar wel in de buurt.

Na je schooljaren kreeg je een vaste baan bij de Nederlandse Omroepstichting, maar op je eerste maandag van aantreden veranderde je van gedachten en koos je voor een ongebonden zwerversbestaan. Je huppelde van de ene klus naar de andere klus en je verwisselde herhaaldelijk van huurkamer. Je genoot van de zuipfestijnen in de binnenstad van Deventer en jij en je vrienden waanden jullie de Titaantjes van Nescio. Jij met name Dichtertje Japie, die van een spoorbrug bij Zwolle stapte en verdronk.

Je woonde een tijd in de serre van een verpleegstershuis aan de Brinkgeverweg. Daar woonden Hennie, Lenie, Mariet en Cor en zij schreven hun namen op de eieren in de koelkast. Je liep vaak met een zwarte tas, waar je poëzie van jezelf en anderen in bewaarde. Desgewenst wilde je wel wat voordragen, maar je deed dat ook op eigen initiatief. Tijdens een boekenbal in 'Het Ei van Columbus' las je voor uit de bundel 'Groei en groei', een bibliofiele uitgave met schetsen van R. Varing. De poëzie leek op die van Simon Vinkenoog in beschonken toestand, al was hij vaker stoned.

Op je tweeëntwintigste verhuisde je naar Amsterdam, waar je wat verdiende als medewerker bij het archiefwerk voor een encyclopedie, als literaire voordrachtskunstenaar en met je bijdragen voor culturele/literaire tijdschriften.
In de zomer van 1980 verschenen enkele gedichten van jou in 'De Tweede Ronde'. Je schreef een hommage voor je oud-leraar Nederlands Johannes Verhare, die jou wees op schrijvers als Bloem, Elsschot, Van het Reve en heel belangrijk Nescio.
In 1981 schreef je al aan je vriend, de kunstschilder Bernd G. Bevers, dat je ophanging als de beste techniek van zelfdoding beschouwde.

In 1982 pleegde je goede vriend Bas Hofstede zelfdoding. Hij werd dertig en hij was jouw geniaal geachte, manisch-depressieve jeugdvriend. Hij was een Titaantje, die het niet heeft gered.
Je was enorm verdrietig en je identificeerde je sterk met hem. Je hasj- en drankgebruik steeg in grote mate en er broeide een duistere kiem in jou.

In 1985 verscheen je dichtbundel 'De man en zijn tas' bij Thomas Rap en er werden plannen gemaakt voor een volgende bundel, met louter liefdesgedichten.
Je had altijd veel liefjes, maar steevast van korte duur.
Je was vaak depressief en je leed onder je geldschulden.

Je was in wezen een liefdesdichter, zoals je schreef 'de eeuwig gebonden aan de onbereikbare vrouw'. Thema van de zwarte romanticus.
In de zomer van 1987 publiceerde je een cyclus met als thema 'Het afscheid van Mariët'.
Je vond dat gebondenheid de grootste kwelling was en je was dan ook panisch angstig voor menselijke binding. Bindingsangst is overigens een epidemie. Je wilde in beweging blijven, nergens in vastroesten, want dan werd je gek. Wanneer Amsterdam je te benauwd werd, dan ging je naar andere hoofdsteden, postte je wat ansichtkaarten en keerde je rap terug.
Je schreef 'Ik lag in bed met de verkeerde vrouw te zwijgen' en 'al wat in me opkwam, bond', dus koesterde je het zwijgen.

Je zat bij de laatste drie gegadigden voor een redacteurschap bij de kunstredactie van de NRC, maar je werd zo bang en depressief voor de dagelijkse, invoegende belasting en de onnatuurlijke prestatiedruk, dat je afhaakte.
Wel had je als vrije vogel poëziebeschouwingen gepubliceerd in het Cultureel Supplement van de NRC.
Deze sollicitatieprocedure vertelde je met veel zelfspot in het VPRO-radioprogramma 'Pandemonium'. Een dag later, op 13 november 1987, pleegde je zelfdoding door ophanging. Je werd net als Bas dertig jaar. Je wilde hem niet in de steek laten, vooral omdat jouw leven net als zijn leven maar niet op de rails wilde komen. Onmachtige redenen. Je was net zo geniaal en manisch-depressief als hij. Je wilde Japie blijven. Niet wegroesten als brave, volgzame, oppervlakkige burgersul. Het oude vuur laaide weer op en je stak je hoofd vol overtuiging in de strop.
Bernd memoreerde jou in zijn dichtbundeldebuut 'Tegenberichten', uitgeverij Prometheus. Hij is je trouwe Titaantjes-vriend gebleven.

Schrijver: Joanan Rutgers, 5 april 2013


Geplaatst in de categorie: idool

3.2 met 4 stemmen 184



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)