Drie zwakke pijlers van het atheïsme (1)
De afgelopen jaren verschenen op deze site verschillende columns en beschouwingen over de evolutietheorie en het ontstaan van religies.
Twee ervan, namelijk “Vragen aan Darwin” (geschreven door George Knottnerus, 7-12-2012) en “Waar zijn de goden” (Skald, 11-2-2013) vond ik erg boeiend. De onderwerpen, die daarin behandeld worden, roepen ook vragen op over de kloof die er volgens sommigen gaapt tussen geloof en wetenschap. Zijn die twee nu echt onverenigbaar met elkaar? En hoe geloofwaardig zijn de belangrijkste uitgangspunten van het atheïsme? Over dat laatste gaat deze beschouwing. Eerst komt de evolutieleer aan bod; in deel twee ga ik in op theorieën over het ontstaan van de goden en de denkbeeldige kloof tussen geloof en wetenschap.
DE EVOLUTIELEER
Darwin is de God waarin de biologen lange tijd hebben geloofd. Wat hij had geschreven over de ontwikkeling van de soorten werd in hun kringen beschouwd als vaststaand en absoluut waar. Sprak je hem toch tegen, dan stond je bloot aan ridiculisering en uitsluiting uit de kringen van wetenschappers. Erger nog: je werd dan al snel gerekend tot het kamp van de creationisten. Dat zijn de mensen die geloven dat de wereld door goddelijk ingrijpen is ontstaan. En met dergelijke Neanderthalers willen lieden die zich als ‘echte wetenschappers’ beschouwen natuurlijk niets te maken hebben.
Volgens Darwin zou de evolutie zijn verlopen via allerlei tussenvormen. In de korte periode die verstreek tussen het voorkomen van twee verschillende soorten zou de natuur alvast een aanloopje hebben genomen naar de volgende etappe door een beter aangepast exemplaar te ontwikkelen, dat al snel weer uitsterft als de nieuwe soort zijn definitieve vorm heeft gevonden.
Pijnlijk voor de adepten van deze theorie is dat men vrijwel nooit een dergelijke tussenvorm heeft kunnen vinden. Daarom hebben veel paleontologen en andere wetenschappers het klassieke model voor de ontwikkeling van de soorten losgelaten. De decennialange speurtocht naar deze rare snuiters in de natuur heeft immers niets opgeleverd.
Zo toont de geoloog professor Salomon Kroonenberg in zijn boek "De menselijke maat - de aarde over tienduizend jaar" glashelder aan dat het hele idee van de klassieke evolutie een mythe, een idée fixe is. Volgens hem is er zelden sprake van een geleidelijke ontwikkeling. De natuur gaat veel abrupter te werk: “Nieuwe soorten verschijnen nog steeds plotseling, blijven een tijdje bestaan, om dan weer even plotseling te verdwijnen.” Wat je volgens hem in de praktijk ziet, is dat er in de natuur sprake is van ‘punctuated equilibrium’. Daarmee bedoelt hij dat evolutie zich afspeelt in korte perioden die worden afgewisseld door lange perioden waarin de soorten niet of nauwelijks veranderen.
Voor het atheïsme, dat uitgaat van de gedachte dat er alleen een materiële wereld bestaat, is dat op zijn zachtst gezegd een heel ongemakkelijke constatering. Als je namelijk gelooft dat er alleen een fysieke wereld is, kun je je nog met een beetje goede wil voorstellen dat dier- en plantensoorten zich geleidelijk aanpassen aan klimaatveranderingen e.d. Dat zou een soort sluimerend, onbewust proces kunnen zijn. Veel moeilijker wordt het om het atheïstische wereldbeeld staande te houden als je moet erkennen dat nieuwe soorten plotseling – zonder kleine, tussentijdse stapjes - ontstaan. Zulke rigoureuze veranderingen roepen immers de gedachte op dat er sprake is van ingrijpen van buitenaf, vanuit een geestelijke wereld waaraan de materiële wereld ondergeschikt is – nog los van de vraag hoe dat geestelijke niveau eruit ziet.
Van geloofsijver kan Salomon Kroonenberg trouwens niet worden beticht: hij is naar eigen zeggen een overtuigd atheïst. Datzelfde geldt ook voor het merendeel van zijn collega’s.
Vreemd genoeg is deze evolutieleer nog steeds één van de belangrijkste pijlers van het atheïsme. Het behoeft nauwelijks betoog dat deze theorie, waarvan de onhoudbaarheid ook om andere redenen is aangetoond, op afstand de zwakste schakel is van het atheïstische gedachtegoed. Er zijn echter wel meer atheïstische aannames die op zijn zachtst gezegd nogal aanvechtbaar zijn. Daarover meer in deel twee.
Geplaatst in de categorie: wetenschap
Ook Richard Dawkins is dit opgevallen. Zo schreef hij: "De Cambriaanse strata van rotsen zijn de oudste waarin we de meeste ongewervelde groepen vinden. En velen van hen bevinden zich in een geavanceerde staat van evolutie, terwijl het de eerste keer is dat ze verschenen zijn. Het is alsof zij er spontaan zijn neergezet, zonder enige evolutionaire historie." (Het Cambrium is het geologische tijdperk tussen 541 en 485 miljoen jaar geleden.)
Een duidelijker voorbeeld van wat ik bedoel had ik niet kunnen geven.
'Gold' dus niet meer?
Welke biologen bedoelt u eigenlijk? Er is zo als u zegt heel wat te doen over die zogenaamde tussenvormen. Bij wie is dat? Niet bij de biologen die ik ken. Als u die nu eens leest in plaats van mensen uit de creationistische hoek (die trouwens niet spottend zo genoemd worden, maar zichzelf zo noemen. Ze hebben zelfs een museum met die naam).
Maar u hebt volkomen gelijk, tussen ons is geen discussie mogelijk. Er is een groot verschil tussen weten en geloven.
Zoals je vast ook wel begrijpt is de uitdrukking 'de God van de biologen' beeldspraak. Daarmee wordt bedoeld dat hij onder hen gold als een onbetwiste autoriteit. Dat blijkt duidelijk uit de manier waarop ik beschrijf hoe er tegen hem aangekeken werd. Verdere discussie met jou lijkt mij beslist niet nodig.
''Darwin is de God waarin de biologen lange tijd hebben geloofd.'' In de ogen van welke biologen was Darwin een 'God'? Dus 'biologen' geloven nu niet meer in Darwin? Zo,zo, dan moet de schrijver van dit stukje toch eens contact opnemen met o.a Richard Dawkins of Jerry Coyne. Trouwens een god met een hoofdletter is een god die God heet! Als Darwin een god zou zijn, dan zou deze god niet 'God' heten, maar 'Darwin'.
Terug naar school, Hendrik en voortaan je huiswerk beter maken!
De evolutietheorie gaat uit van natuurlijke selectie. Nu kunnen bij de voortplanting organismen wel zorgen voor nieuwe combinaties, maar dat aantal nieuwe combinaties is beperkt tot een vaste set van genencombinaties. Daarom kan deze mix nooit een radicaal nieuwe soort voortbrengen. Toch gebeurt dat in de evolutie voortdurend!
Met andere woorden: geleidelijke, vloeiende overgangen kun je vanuit de evolutietheorie wel verklaren - bijvoorbeeld dat olifanten een dikkere vacht ontwikkelen als het klimaat kouder wordt - maar dat er zonder enige overgang mammoeten ontstaan, kan in biologisch opzicht niet.
Om die reden zijn geologen, die beweerden dat soorten plotseling ontstaan, ook spottend 'creationisten' genoemd, alsof zij geloofden in de schepping van nieuwe soorten.
Omgekeerd, als ik vanuit mijn spiritualiteit nadenk over de evolutie, dan maakt het mij geen biet uit of Darwin wel of niet gelijk heeft. Mijn spiritualiteit zegt dat we allemaal onze eigen realiteit creëren.
Desalniettemin een interessant onderwerp. Ik ben benieuwd naar het vervolg.