Je bent bijna vermoord om jouw geestesvrijheid

(voor Baruch Spinoza (1632 - 1677))

Je bent geboren op 24 november 1632 in Amsterdam. Jouw vader Michaël Spinoza (d'Espinosa) was een in Vidigueira geboren koopman in mediterrane producten, die met zijn nicht Rachel trouwde, die in 1627 overleed. Al snel daarna trouwde hij met Hanna Debora uit Lissabon, jouw moeder.
Jouw geboortehuis stond op het eiland Vlooienburg en kort daarna woonden jullie aan de Houtgracht. Je kreeg een Joodse opvoeding en je sprak Portugees, Spaans en Hebreeuws.

Je zag al snel dat de Talmoed en de Thora menselijke fantasieën zijn en je verzette je tegen de Joodse regels, wat de rabbijnen godslasterlijk vonden. In 1638 overleed jouw moeder en in 1641 hertrouwde jouw vader met de 40-jarige Esther de Solis.
In 1649 overleed jouw oudste broer en stopte je met de schoolstudie. Je ging in het handelsbedrijf van jouw vader werken. In 1650 trouwde jouw zus Miriam met Samuel de Casseres, een rabbijn-student. In 1651 overleed Miriam en haar pasgeboren kind werd door jouw zus Rebecca verzorgd. In oktober 1652 overleed Esther en in 1654 overleed jouw vader.

Door de eerste Engels-Nederlandse Oorlog was het vaderbedrijf bijna failliet gegaan. Samen met jouw broer Gabriël nam je de handel in wijn, olijfolie, vijgen en amandelen over.

In 1657 correspondeerde je met Christiaan Huygens over de regenboog. Je onderzocht de theorie van de onsterfelijke ziel en je was sterk beïnvloed door de filosoof/wiskundige René Descartes (Cogito ergo sum). Je verdiepte jezelf ook in het werk van Gersonides en de belangrijke rabbijn/filosoof Maimonides, die over de onsterfelijkheid schreven.

Maimonides probeerde de bijbel met de filosofie te verzoenen. Hij woonde en werkte in Marokko (Fez) en Egypte (Caïro). Toch vond jij de opvattingen van Maimonides schadelijk en nutteloos. Jij vond de theologie ondergeschikt aan de filosofie. Je vond dat God geen menselijke gedaante heeft, dat het Joodse volk niet uitverkoren is en dat de goddelijke oorsprong van de bijbel onjuist is. Je twijfelde ook aan de oorsprong van de tien geboden van Mozes, volgens Maimonides belangrijkste profeet, en je vond een gewoon deugdzaam leven belangrijker.

De rabbijnen probeerden jou om te kopen, als je met de verspreiding van jouw ideeën stopte. Op 27 juli 1656 werd je uit de Sefardische gemeenschap verstoten. Je ging in de leer bij de filosoof Franciscus van den Enden, net als de dichters Joannes Antonides van der Goes en Pieter Rixtel. Nadat je door iemand met een dolk was aangevallen, vluchtte je naar Ouderkerk aan de Amstel. Als slijper van microscooplenzen, verrekijkers en telescopen voorzag je in jouw onderhoud. In Rijnsburg woonde je bij de chirurgijn Herman Hooman. In een smaadgedicht van na jouw overlijden impliceerde Joachim Oudaen dat jij homoseksueel was en wat dan nog!...

Je had overigens graag met de 20 jaar jongere, manke dochter van jouw leermeester, Clara Maria van den Enden, willen trouwen. Je maakte deel uit van een trouwe groep vrijdenkers, zoals de koopman Jarig Jelles, de arts/filosoof Adriaen Koerbagh (voor 'godslastering' tot tien jaar in het Rasphuis veroordeeld en na enkele maanden aldaar overleden), en zijn jongere broer, de filosoof Johannes Koerbagh, jouw uitgever Jan Rieuwertsz en de arts/toneelschrijver Lodewijk Meyer.

Rond 1670 verhuisde je naar Den Haag, waar je een kamer aan de Paviljoensgracht huurde. Op 21 februari 1677 ben je door tuberculose overleden.

Je werd 44 jaar en je bent in het kerkhof van de Nieuwe Kerk in Den Haag begraven.