Inloggen
voeg je dagcolumn toe

Dagcolumn

Verdriet vraagt om terughoudend

Ook met al die mooie kiekjes van mooie vakantielanden op tv gaat het leven gewoon door. Pas nog zette ik 's avonds mijn kar weg bij de grootgrutter en zag plots de lieve oude mevrouw Marjet staan. Stil in een ongewone houding. Verslagen leek ze me en dat past haar niet. Achter haar rollator.

Marjet, klein breekbaar tenger en integer. Normaal altijd samen met haar zoon Eugène. Ze stond te trillen op haar benen. Ze leek versuft, niet helemaal bij de wereld. Ik vroeg meteen of het wel goed met ‘r ging. ‘Nee’ zei ze ‘ik kan mijn huis niet in. En ik heb geen geld dus kan ik niet eten.’
Paspoort giropas geld - alles was ze kwijt. Gestolen naar ze zei. Ze praatte heel verward. Voor zover ik begreep zou zoonlief van meer weten. Er was ruzie. En hij zou bang zijn. Zij vroeg zacht of ik mee kwam om het slot open te maken.

We schuifelden door de regen naar haar flat. Ik wist niet waar ze woonde. We kennen elkaar van op straat de supermarkt en bij culturele evenementen. Lijkt oppervlakkig maar met mensen als Marjet ligt dat anders. Zodat ik wel een en ander van ze weet, maar niet te persoonlijk. Ik weet, ze raakt soms al redenerend de draad kwijt. Maar wat wil je op die leeftijd en nog overal naar toe. Haar luiken stonden tot nu open. Breed geïnteresseerd en belezen, een ontwikkelde uiterst gemanierde vrouw van goede komaf.
Haar zoon Eugène is academicus. Afgekeurd. Ooit bij een vreselijk ongeluk betrokken waarbij hij hersenletsel opliep. Zijn coördinatie is aangetast. Beiden ken ik vooral als te lief voor deze wereld. Hoewel hij soms wild uit de hoek komt onder schril en voor vreemden afschrikkend gelach.

Het wordt er onderweg niet duidelijker op. Wel dat Marjet heel bang is. Namen noemen of meer tastbare info is er steeds niet bij. Waakzaam hoe uitgeput ook. Alsof ze ergens voor vlucht.
Het slot is gammel gemonteerd en klemt. Eenmaal open blijkt het huis volgepropt. De deur kan nog precies naar binnen draaien in een gangetje. Daarna volgen stapels kasten met allerlei troep er bovenop. Ik zou me er misschien langs kunnen wringen maar waag het niet. Ook de hele kamer staat mudvol, zij het niet tot aan plafond. Wat een ellende.

Zij wil er eerst toch in. Het kost weinig moeite haar van dat voornemen af te brengen. Waar stalt ze in vredesnaam haar karretje? Blijkt dat ze hier al tijden nooit komt. Eugène zou het huis buiten haar om gevuld hebben. Vreemd - ze zijn toch altijd samen?
Ze wo(o)n(d)en in Eugène’s huis in West. Wat is waar en niet waar. Het enige wat ik kan verzinnen is naar de politie gaan. Een huis moet toegankelijk zijn. Brandweer. Ziet zij ook in. Geen geld geen paspoort geen huis. Die dreiging waar ze van spreekt moet worden onderzocht.

Op het bureau blijkt ze bekend – dit is vandaag de derde keer. Waarom is er dan niks aan gedaan? Daar was dan geen reden toe en de dossiers worden er weer bij gezocht. Wat ik te berde breng over haar huis is wel nieuw maar maakt niet echt indruk: ‘Ach meneer dat valt nog mee. Wat wij aan huizen moeten open breken ….’
Inderdaad het gaat om wat ZIJ te zeggen heeft.

Ze is tweeëntachtig zegt ze. Deze week geworden. Ook voor haarzelf ongemerkt voorbij gegaan. Haar zoon, ‘zeer beïnvloedbaar’, heeft haar samen met ‘foute vrinden’ ondervraagd. Hoogst pijnlijk – ze heeft moeite het te vertellen. De conclusie was dat ma dement is. Ze fluistert, ogen naar de grond. Waarna ze haar tasje niet durfde terug te vragen. Niemand gaf het terug. Diefstal. 'Eugène durft zich niet tegen die criminelen te verzetten.'
Dan gaat de GSM over waar ze al eerder niks mee kon. De agente neemt ‘m over en zij krijgt die bij de derde beller aan de praat. Blijkt steeds dezelfde, een vriendin. Die vertelt de agente dat ze geschrokken is van Marjet’s conditie toen ze vanmiddag langs kwam. In korte tijd achteruit gekelderd.
Marjet meteen: ‘Logisch ik heb in geen tijden warm gegeten. Ik honger uit. Eugène maakte altijd eten maar dat doet-ie niet meer.’

Ik vraag om garanties dat er wat gebeurt – de noodzaak lijkt me duidelijk. Ik wil eisen maar wat en op grond waarvan. Het bevoegde gezag geeft me al te verstaan dat ik me er buiten moet houden: ‘Er is veel onduidelijk rond mevrouw. Ook ik heb me te houden aan regels. Er zijn meer signalen. De vraag is trouwens altijd nog als het gaat dringen of er wel ruimte is bij Noodopvang. We hebben hier een organisatie, we gaan echt niet buiten de regels om nu u dat wil zomaar wat regelen.’
Marjet raakt steeds verwarder. Op de vraag of ze geen andere opvang heeft antwoordt ze: ‘Pa en Moe ga ik zo naar toe. Maar dat kan niet - die zijn allebei al dood.’ Hoe oud haar zoon is weet ze niet. Ouder dan 30 als ze mag kiezen. Hondsmoe kijkt ze uit haar ogen.

Uren zijn inmiddels verstreken. Het is tijd te gaan naar mijn gevoel. Ook al wil Marjet dat ik blijf. Ik geef gevolg aan de onuitgesproken wens van de agente en vertrek. Onmachtig en verdrietig. Ik voel dat ma zich verzet tegen bemoeienis, zonder dat de agente het zegt. Ik ben een buitenstaander.

Drie dagen later ging ik naar het bureau. Het liet me niet los en ik hoorde dat de GG&GD samen met moeder en zoon diezelfde nacht om de tafel bij en met de politie heeft gezeten. Het stelt me gerust, er is iets op gang gezet. Meer wil ik en krijg ik ook niet te weten.
Een mens leeft maar één keer en dat geldt voor elke fase. Hopelijk staan ze open voor hulp, en hopelijk hebben we dat voorradig - op maat.

Schrijver: Jos Zuijderwijk, 25 juli 2009


Geplaatst in de categorie: verdriet

4.0 met 8 stemmen 509



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Willy
Datum:
3 augustus 2009
Email:
emilewilhetnet.nl
Een indrukwekkend verhaal Jos, zelf kom ik op dit moment te vaak op een gesloten afdeling van een verzorgingstehuis, het is triest te zien wat er van mensen overblijft na een rijk en zorgzaam leven. Hoe de gêne verdwijnt en het kinderlijke terug komt.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)