Kouwenaar zonder plempfurie
Als kunst iets echt vraagt is het ernst als je het mij vraagt. Dat viel vanavond weer op bij Marlene Dumas. Je moet jezelf hoogst serieus nemen voor gepassioneerde overgave. Er komt een moment dat de kunstenaar los komt. Van zijn voorgeschiedenis: leraren ouders opleiding technieken. Het gevoel van zelf kunstenaar zijn. Niet te kiezen. Om naartoe te groeien. Voorbij dat punt is er verscherpt bewustzijn van het doen. De kunstenaar zit met huid en haar in wat hij of zij doet.
Onvolledige inzet weerspiegelt zich in faalgevoelen. Ook als het loont. Voor Dumas de overgang naar kitsch. Ze toonde haar eeuwige angst die grens ongemerkt te overschrijden. Haar kwetsbaarheid. Zij koos integriteit als levensvoorwaarde.
Durven kiezen voor je kunst. Dat leidt naar Gerrit Kouwenaar. Deze week overleden. Vijftiger waaraan zoals Hagar Peeters terecht bij Pauw zei alle dichters nu schatplichtig zijn. Hij kwam strijdbaar uit de Tweede Wereldoorlog. Voor een betere wereld. Zijn schrijverschap moest daar dienstbaar aan zijn. Terwijl de betere wereld uitbleef dreef kunstenaarschap hem aan. In een richting schijnbaar losgemaakt van communicatie. Zoals hem verweten werd. Proza ging aan de kant. Zijn poëzie werd steeds meer ‘een ding’, voortgekomen uit eigen taalspel. Succes en verstaanbaarheid waren niet zijn norm. Gerrit schoonde zijn poëzie van direct gevoel, sentiment. Van zijn persoon. Zo werd hij gevierd in de zestiger jaren. Door weinigen. Uitverkorenen? Kees Fens kwam over hem spreken. Ik moest hem niet.
Waarom zo ontiegelijk moeilijk doen? Je bleef sleutelen en waar kwam bleef je dan nog. Plus dat we onze leraar Wientjes ermee konden zieken. Vermoedelijk sta ik er nu ook meer voor open. Niet dat het nu makkelijk leesbaar is, hoewel Kouwenaar later iets directer werd. Nee ik zie en waardeer wat hij deed. Wat zijn teksten zelfstandig met mij doen. Omdat hij mij hoogst serieus neemt zoals hij zichzelf in taal en poëzie hoogst serieus nam. Zijn dubbelzinnigheid vindt aansluiting al dorst ik niet alle dagen naar zijn gedichten. En er zijn er bij die me te puzzelachtig blijven. Ontegenzeggelijk echter ongekunsteld om met Marlene Dumas te spreken.
Hij toonde zich in zeldzame interviews onzeker soms harkerig. Terwijl vraagstellingen toch op zijn werk waren gericht. Hoe tegengesteld aan zijn vader David Kouwenaar. Een flamboyante figuur. ‘Amsterdammer plus que par naissance, want in de Kalverstraat geboren, maar ook par métier, want hij is journalist’ schreef de Standaard. Geboren Kalverstraat 62.
In 1940 schreef hij de tekst voor EEN MENSCHENLEVEN AMSTERDAM Jubileumfoto-album van Amstelodamum. Daarin blijkt 1900 naast 1940 goed voor groot verdriet en weemoed. Naar alles wat verloren was gegaan. David ging ook alsnog fors tekeer tegen de plempfurie. Het dichtplempen van grachten tweede helft 19e eeuw voor straten, “een laffe en karakterlooze nabootsing van vreemde steden”.
Botsten ze? Psychologische basis voor Gerrit’s versobering zoekend naar ware kunst? Wie zal het zeggen. In ieder geval schreef hij acht jaar oud in zijn eerste gedicht:
‘En op 't koele mos slaapt gij als een bloemenbos’.
Gerit Kouwenaar(1923-2014) bedankt. Rust in vrede.
Geplaatst in de categorie: afscheid
~Durven kiezen voor de kunst~
Dat is het!
Hij schrapte wat mij betreft veel teveel en daardoor bleef er een residu over, voedselloze haringgraten. Hagar kan de pot op, ik ben absoluut niet schatplichtig aan die Hagar!
En die Marlene Dumas aapt alleen maar na en is een schrikbeeld in een spookhuis. Ik heb het niet op voodoo-priesteressen en Satie-achtige dichters! Allemaal afgemeten lariekoek uit gebrek aan echte inspiratie! Je geeft zelf toe, dat je nauwelijks iets van zijn verzen begrijpt, komaan zeg, dan is het nut daarvan toch ook één grote leugen!...