het nieuwe werken
‘Hoe is het om daar te werken?’ vragen bekenden mij. Ze weten van mij of uit het nieuws dat ik sinds een maand een nieuwe hang out heb waar ik betaald krijg om een aantal uren per week door te brengen. Het is een groot en markant nieuw kantoorgebouw en het ligt op een plek waar je, als je weleens met de trein reist, moeilijk om heen kunt. Ik geef de belangstellenden – ook tot mijn eigen verrassing – een positief verslag van mijn eerste ervaringen. Wat doet zo’n gebouw met je?
Veel mensen herkennen het gevoel wellicht toen je als je als kind op bezoek ging bij oma. Binnenkomen in het bejaardenhuis van mijn oma betekende dat je het hemelgewelf achter je liet en het systeemplafond op je neer daalde. Het was warm. Ook al kwam je ’s ochtends vroeg, de mix van bouillonsoep, spruiten, gebruikte vloerbedekking en stokoude mensen in slecht geventileerde ruimten was niet te harden. En dan die gangen! Lang. Geen daglicht. Deuren. Achter de deur zat dan weer een deur. Dan kreeg je oma, Sisi en weer daglicht. De opluchting als je eindelijk weer buiten stond!
Gebouwen slokken je op en spugen je weer uit. Vooral de naoorlogse hoogbouw leverde geen gebouwen op waar je blij van wordt. Ik heb mazzel, met mijn nieuwe kantoor. We laten met onze verhuizing een verzameling gebouwen achter die wellicht voldeden als het ging om het efficiënt onderbrengen van zoveel mogelijk kasten en bureaus. Maar als omgeving om te werken, te ontmoeten en aangenaam te verblijven schoten ze hopeloos te kort.
Natuurlijk zitten ook aan dit nieuwe kantoor oneffenheden. We hebben securityprocedures nodig om binnen te komen. De deuren die in het pand zitten, gaan zwaar. In de liften is je persoonlijke ruimte aan de krappe kant. Het trapportaal lijkt een sluitpost in het ontwerp. Laatkomers en mensen die uit vergaderingen komen hebben niet altijd de werkplek die ze zouden willen met het flexwerk systeem. De toiletten zijn vaak bezet. Ok. Maar verder?
De entree op niveau voegt, met de buitentrappen er naar toe, een nieuwe dimensie toe aan deze voorheen treurige kant van de stad. Binnen is het licht ruim en hoog. Er is bijna geen buiten en binnen; de overgang is heel subtiel. In het gebouw is transparantie, licht en ruimte maatgevend geweest. Deuren ontbreken. Naar alle kanten zijn zichtlijnen, dankzij vides ook over meerdere verdiepingen. Het contact met de buitenwereld – de stad, de lucht - is door de hoogte en de ramen fantastisch. De inrichting met een enorm palet aan verschillende verblijfsplekken is vooral gericht op ontmoeten. Mijn ervaringen met de akoestiek en het binnenklimaat zijn uitstekend.
Het gebouw vraagt een ander gedrag van ons. Kennismaken met en koffie halen voor de onbekende collega naast je. Iemand aanspreken of accepteren dat je aangesproken wordt als geouwehoer te lang duurt. Oogcontact met bekenden mijden en niet groeten, want anders blijf je bezig. Het extraverte deel van mij komt in dit gebouw prima aan zijn trekken. Ik heb niet het gevoel dat het gebouw me opvreet en weer uitspuugt, zoals het bejaardenhuis vroeger met me deed. Het gebouw is geen prikkelarme omgeving en daardoor behoorlijk intensief. Overal zijn mensen om je heen, en zeker niet allemaal bekenden.
Het introverte deel in mij maakt dat ik het toiletbezoek de afgelopen maand extra heb weten te waarderen. Het is de enig overgebleven plek waar je je in alle rust nog kunt afzonderen. Zouden de toiletten daarom zo vaak bezet zijn geweest?
Geplaatst in de categorie: werk