Inloggen
voeg je dagcolumn toe

Dagcolumn

Geintje

Dat de islam in ons vertrouwde landje zijn aanhangers heeft, mag als bekend worden verondersteld. Zeker als de met het verstrijken der jaren veranderde straatbeelden en negatieve beelden van allerlei fundamentalistische uitwassen, mede in aanmerking worden genomen.
Het assimilatieproces van buitenlanders verloopt, mede door de grote aantallen immigranten, traag, dan wel niet, met als gevolg, dat de gevoelens van autochtone en allochtone burgers ten opzichte van elkaar niet altijd even hartelijk zijn.

Maar omdat er op de één of andere manier toch samengeleefd moet worden, gebeurt dat ook. Soms zelfs met een onvermoed vleugje humor.
Gisteren ben ik met mijn vrouw en met mijn moeder in haar rolstoel, naar de markt in de buurt van het verzorgingshuis waar mijn moeder woont, gewandeld om voor haar een paar boodschappen te doen. Door de felle zonneschijn was het on-Nederlands heet. Op straat liep een bonte stoet mensen. Jong, oud, blank, gekleurd. Voor iemand als ik, die een eind van de grote stad woont en die in diezelfde grote stad niet veel te zoeken heeft, een niet alledaags beeld. We slalomden op ons gemak tussen de mensen door, naar, zoals op de winkelruit te lezen stond, een échte warme bakker. Voor de toonbank in de winkel stond een blonde, kortgeknipte vrouwelijke klant. Zij was druk in gesprek met de verkoopster, een vrouw met een onmiskenbaar Rotterdams accent. De dialoog tussen de vrouwen deed me denken aan de hilarische act van een cabaretière, die er vroeger als Alie Cyankali veel succes mee had. Afgaand op de conversatie en de bestelde hoeveelheid taart en gebak, betrof het een “goede” klant.
“Dat was het?” luidde de vraag toen de derde doos met gebak werd dichtgemaakt.
“Dat was het,” klonk het bevestigend.
“Ik zal alles even in een tasje doen. Dat draagt wat makkelijker. Toch?” vervolgde de verkoopster.
“Zeker weten,” luidde het antwoord.

Nadat de elektronische betaling had plaatsgevonden, klonk twee keer “Prettig weekend” en waren wij aan de beurt. Het halfje brood, dat wij voor mijn moeder nodig hadden stak schril af tegen wat de zojuist vertrokken klant had afgerekend, maar het was niet anders. Toen we weer buiten stonden stelde mijn vrouw voor een ijsje te gaan eten bij de lunchroom op de hoek van straat.

“Ik neem wel een kop thee,” reageerde ik omdat ik niet zo’n ijseter ben.
Terwijl mijn echtgenote de lunchroom inliep om twee ijsjes en een kop thee te bestellen, nam ik, na de rolstoel naast een tafeltje op het terras op de rem gezet te hebben, plaats op één van de drie rond het tafeltje staande stoelen. Al snel kwam mijn lief met de ijsjes aangelopen.
“De thee wordt apart gebracht,” kreeg ik te horen.
Evenals op straat bevond zich op het terras een bonte verscheidenheid aan mensen. Schuin naast ons een man en een vrouw, elk met een sigaret in hun hoofd. Zij praatten met elkaar in een taal, die ik niet thuis kon brengen. Door de verhitte manier van praten wekten zij de indruk een meningsverschil te hebben. Dat hoefde uiteraard niet zo te zijn, het leek er in ieder geval wél op.
Aan een tafeltje achter mijn echtgenote kwetterden twee goed gevulde, oudere dames, elk met een kop koffie en een appelpunt voor zich, druk tegen elkaar.

Na de thee en de ijsjes liepen we richting markt om daar bij één van de groente- en fruitstalletjes een paar mandarijntjes voor mijn moeder te kopen. Zoals ik al schreef heb ik in de grote stad niet veel te zoeken, laat staan op een lokale markt. De kennismaking met de plek waar vraag en aanbod geacht worden aan elkaar gelijk gemaakt te worden kwam, wat mij betreft, neer op een lichte cultuurschok. Niet alleen bleek het winkelende publiek zeer gemêleerd, hetzelfde kon worden gezegd van de exploitanten van de kraampjes. Een groot aantal van hen was duidelijk van allochtone afkomst. Zelfs de marktkramen met vis, waar je vroeger uitsluitend Scheveningse namen als Knoester, Pronk, Spaans of Toet tegenkwam, bleken bestierd te worden door allochtonen (volgens de definitie van het CBS is een allochtoon een persoon van wie tenminste één ouder in het buitenland is geboren), die het kopende publiek op het eerste gezicht en gehoor op eenzelfde manier tegemoet traden als vroeger de autochtone markthandelaren. Na ook hier de rolstoel tussen het drukke koperspubliek door gemanoeuvreerd te hebben kwamen, hielden we halt bij een druk beklante groentekraam.
“Wat kan ik voor u doen?” vroeg de verkoper met een onmiskenbaar buitenlands accent.
“Vier mandarijntjes,” antwoordde mijn vrouw.
De mandarijntjes werden in een zak gedaan en op een elektronische weegschaal afgewogen.
“Anders nog iets?” vroeg de verkoper.
“Nee, dat is het,” antwoordde mijn vrouw.
“Moeten we de bestelling bezorgen of neemt u hem zo mee?” vroeg de man met een stalen gezicht. Tot een brede lach op zijn gezicht verscheen om duidelijk te maken dat zijn vraag als grapje bedoeld was.
“Geintje. Moet kunnen, toch?” klonk het kwajongensachtig.
“Moet kunnen,” bevestigde mijn vrouw.
Nadat mijn vrouw had afgerekend wandelden we in de warmte van het nog steeds felle zonlicht terug naar het verzorgingstehuis, de markt achter ons latend.
Allochtonen met gevoel voor humor.
Sinds vandaag weet ik, dat ze bestaan. In het echt.
Nee, echt!

Schrijver: hans uil, 24 augustus 2016


Geplaatst in de categorie: humor

3.6 met 8 stemmen 148



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Joanan Rutgers
Datum:
24 augustus 2016
Een prachtig tijdsbeeld, impressionistisch geschilderd en vol herkenbare taferelen.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)