Inloggen
voeg je hartenkreet toe

Hartenkreten

Dood in Venetië

Vastgelopen. “Het gaat vaak al om de eerste zin, het eerste woord al”, zegt Woemi me. Is het zo? Voordat ze de kans krijgt me met bijzondere eerste zinnen om het hoofd te slaan gris ik de novelle van tafel waar ze zich niet doorheen weet te worstelen en lees haar de eerste zin:
“ Gustav Aschenbach of Von Aschenbach, zoals sinds zijn vijftigste verjaardag zijn naam officieel luidde, was op een voorjaarsmiddag van het jaar 19.., dat ons werelddeel maandenlang een gezicht van zo gevaarlijke dreiging toewendde, van zijn woning in de Prinzregentstrasse in Munchen uit alleen een vrij verre wandeling begonnen”.

“Toch een supersaai begin van een prachtig boek?” stel ik, maar dan besef ik mijn ongelukkige keuze.
“ Niet om door te komen, dat mooie boekje van je” heeft ze me al eerder gezegd, om het vervolgens ergens op tafel of bij de bank te laten slingeren.
“Zeg eens eerlijk, hoe lang geleden heb je het gelezen, tien, twintig jaar?” Ik zeg maar niks, en drink mijn koffie. Cafeïnevrij. Ze heeft me al stevig onder de plak, die Woemi van me. Maar een ding heeft ze nog niet voor elkaar. Dat ik gescheiden ben.

Vroeger zou ik nu allang lekker buiten zijn, genieten van het prachtige nazomerweer. Nu moet ik eerst nog even haar helpen met de papieren, ongetwijfeld komt ze als alleenstaand zielig moedertje in aanmerking voor de zorgtoeslag. Moet normaal gesproken niet zo’n probleem zijn.
“Kijk, ik heb alles keurig in een mapje” zegt ze trots. Maar alles blijkt toch niet zo alles te zijn, en een klein uurtje zijn we bezig de nodige paperassen bij elkaar te zoeken. Zelf vindt ze het wel charmant, die ongedwongen chaos van haar, ik vind het alleen maar hopeloze tijdverspilling. Ze verdient 359 euro en een beetje teveel om waar dan ook voor in aanmerking te komen.

“Dan ga ik maar naar die makelaar, die doet het ook gratis” beslist ze. Net als de patiënt die te horen heeft gekregen dat ie longkanker heeft en hoopt dat de volgende arts alleen een verkoudheidje diagnosticeert.
Als we klaar zijn is er te weinig tijd over om wat dan ook nog te doen. Ach, in de tuin schijnt de zon nu ook. “ Je krijgt er nog eens huidkanker van, van die zon van je” heeft ze me eens eerder gezegd, maar dat was in de tijd dat we de ochtenden nog in bed doorbrachten en ze lui lag te wachten tot ik weer kon.

Nu leest ze me de contactadvertenties voor, en stelt me een tekst voor voor de hare. Het was altijd een leuk spel. “Slapborstig type, met fraaie klassieke neus, in bezit van puberende zoon, slopende jonge kat en leugenachtige minnaar, zoekt echte man voor erbij. Trefwoorden: bier, bank, buikje, chips en voetbal” Vooral dat laatste. Heb ik eindelijk ook weer eens iemand om mee ergens over te praten.
Maar het speelkwartier is over. Voor Woemi is het allemaal bittere ernst geworden. Ze heeft genoeg van mijn minnaarschap. En ze wordt sarcastisch als ze me aan al mijn valse beloftes herinnert.
“Voor jou zou er een contact-af rubriek moeten zijn: Hoe kom ik van mijn zielige vrouwtjes af?” Sneert ze. Ik lach. Zelfs in haar sarcasme kan ze leuk zijn.
“Als je vastgelopen bent moet je beginnen met de hoe-vraag lees ik net.”
“Moet je natuurlijk wel weten welke vraag je jezelf wil stellen.” Ze blijft scherp.

Ik ben net zo bang voor haar boosheid als voor het woedende gescheld en getier van Mischa. Gisteren belandde de prullenbak met inhoud nog op mijn hoofd. Niet zo erg, maar wel dat de computer bijna geraakt werd. En de pc, dat is, net als de mobiel, dat is Woemi. Dat weet Mischa maar al te goed. Maar hoewel ze meerdere malen gedreigd heeft om durft ze dat toch niet.
Het hoeft misschien ook niet meer. Het aantal ultimata dat Woemi me gesteld heeft valt niet meer te tellen. Als ik met Mischa weggeweest ben is het het ergst. Ze voelt zich eenzaam, in de steek gelaten, vindt dat ik haar liefde verraden heb, en wat al niet. Een paar dagen is het vaak stil. Geen mail, geen sms, en ik staar naar het plafond in plaats van te slapen en te dromen van haar borsten.

En dan is ze er weer. “ Ik heb je hulp nodig bij wat papieren” schrijft ze me. “Morgen?” Het is haast geen vraag, het is een eis. En ik weet niet hoe snel ik op mijn fiets moet springen om naar haar toe te snellen.
Misschien, als ik geluk heb, laat ze haar boosheid na een poosje varen, en kunnen we. Alleen jammer dat het mooi weer is.

Schrijver: jorrit, 16 maart 2007


Geplaatst in de categorie: woede

2.6 met 11 stemmen 857



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)