Inloggen
voeg je hartenkreet toe

Hartenkreten

Punt nul

Ik ben de pen voorbij en nog hameren de woorden op de tromvel van mijn lege brein, kan ik dan nooit ontkomen aan dat nare ritme, waar mijn genen in gevangen zitten? Waarlijk, ik beken, mijn dichterschap is een kwelling en een vermorzelend noodlot. De aanstormende woorden zijn meer vijand dan vriend, de engelen proberen mijn ziel te redden, maar zij vergeten dat ik maar een mens ben, zoals gezegd, de pen, het worstelen, voorbij. Niemand kan zich vergelijken met deze levensfase, het is een geestesstaat die alle inleving uitsluit. Hier telt de nacht, die mij in donkere gewaden hult, onzichtbaar voor de aardse mensheid, enkel verbonden met het onbegrepen verdriet van kinderen, paradijsdromers en Christusvrienden. Nee, deze zinkende poëet danst niet voor de uitgekiende hoeren, die zich baden in de uiterste weelde, ik droom nog steeds van bevallige jonkvrouwen, die zich spaarzaam ontkleden op het dak van hun ivoren torens. Ik ga voorbij aan alle spilzieke waanbeelden en in mijn eenzame, natuurgetrouwe schuilgrot braad ik mijn armen in het antieke vuur. Liever eet ik mijzelf, dan dat ik capituleer voor een godverlaten, gruwelijk ontspoorde massa demonen. Zelfhaat kan een vorm van opperste religie zijn, een mismaakte vorm, die niemand kan verdragen, mijn verroeste schip zal over enkele seconden naar de bodem zinken, waar het griezelig ongedierte de resten van mijn afgematte vlees zal vernietigen. Dag, woordgeile rat! Je wordt voor de zoveelste keer getransformeerd, een soort zweethutritueel. Of een psychose. Of een acute goddelijke ingreep, zoals een kundalini-effect, een energie-explosie. De stomste mensen hanteren de pen, maar ik ben wel de ergste onder hen, een complete leegkop, die meent het volle leven te kunnen beschrijven, terwijl hij er nauwelijks aan deelneemt. Mijn verstand is doelbewust verdwenen, meneer Korsakov speelt schaak met mij, maar nu ik er zonder zit, grijpt de imbeciele chaos mij bij de keel. Ik kan nog net beseffen dat ik mij onherstelbaar vergist heb, ook al was het anders slechter met me afgelopen, beide wegen hebben me ingehaald en mijn schande vreet aan mijn wankelende ziel. Theatrale overdrijving, quasi-heroïsche opschepperij, Pegasus stort neer, idioot, je zit op zijn rug te raaskallen en je parachute blijkt van crêpe-papier. Bitter leed is de som van mijn algehele onmacht, onkunde, verwildering. Het zware gevecht tegen mijn aangeboren zelfhaat wordt met de dag moeilijker, al ben ik volstrekt van goede wil, er rust een doem op mij, die mij mijn geluk niet gunt, een valse afgunst die ik niet verdien. Poète maudit? Nee, het zijn niet de goden, maar de duistere mensen met hun kortzichtig, negatief geprojecteer. Ben ik onterecht paranoide? Heilige heidenen gaan buikschuddend en met ingehouden geilheid te gronde aan de naargeestige oppervlakte van een potsierlijke klotencultuur zonder charisma, waar waardeloze saaiheid hen insnoert als een vervloekte doem. De holle massa spuit zwarte verf in hun droomogen, maar dat kan nog worden weggewerkt, niet het groeiend onvermogen in hun zwaar bedroefde harten, te droef om uit lethargie en verlamming op te stijgen, zoals vroeger, schijnbaar met gemak, met ieder middel als poort naar het ultieme genot voor geest en lijf. De betoveringen verbroken? Onzin, zulke mensen dienen nu eenmaal te genezen van een overdosis goddelijkheid om de balans met het aardse niet te verliezen. Precies, de engel zwijgt niet eeuwig, ook al is dit ver voorbij het wensbare geduld, het scheppende hogere hanteert andere wetten dan onze beperkte wijsheden. Onze kernen zullen versmelten en deze kreet om zielsbevrijding overstijgt de ware evolutie van alle eeuwen, ook de komende eeuwen. Hoezo God, ik heb in talloze ogen God gezien, hoezo mensen? God schrijft nog steeds met goedkope inkt op armzalige vodjes papier, vervuild door drankvlekken, vetvlekken, kreukels van beestachtige woede en godvervloekende walging. Een elektrische piep in de eenzame nacht, bitterheid overvalt me, schrijven is grotendeels acteren, ik herken de droomvrouw geenszins, wat minimale vage contouren, mijn bloed vloeit ongekend, al is de diepste stroom in kaarsrechte alertheid. Mooi verbloemd gezegd hé! De grote mensen staan allemaal synoniem voor stompzinnig verraad. Ik neem, als vanouds, een goed gebruik in de literaire traditie, slok op slok van het tedere vergif, dat beneveling en vergetelheid biedt, wat vrouwen zo zelden schenken, volgens de meeste mannen. Ik denk aan de ramp die ik belichaam en onder mijn gekwetste schedel ervaar ik Christus, zoals ik al eerder schreef, iedere dag opnieuw, Hij verschijnt herhaaldelijk aan mij. Hij kende ook geen wereldhoop meer, was hypochondrisch, boosaardig, extremistisch. Desondanks wist Hij voor de wereld te sterven, zoals God Zijn schepselen door dik en dun liefheeft. Mijn dichterschap in onherroepelijk verval treurt om de minimale respons, het zwarte gat van het zwarte schaap, waar geen ruimte is, enkel de melancholische liederen van uitgeputte muzen met hangtieten en een oerverlangen naar pure menselijkheid. Weer een kijkje in mijn ziel, huiver heftig en klik dan snel weg of doe als ik, dein lekker mee met God en vergeet jezelf, zo'n mini-ministipje binnen het grote geheel, een bijzonder lachwekkende, edele diersoort.

Schrijver: Joanan Rutgers, 4 juni 2010


Geplaatst in de categorie: wereld

2.0 met 1 stemmen 204



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)