Honderd, nou en?
Dit is mijn honderdste inzending die zelfs met een vrij laconieke kop is voorzien. Om u meteen uit de droom te helpen: het is maar een stoer lijkend blikvangertje, want in werkelijkheid ben ik best een beetje verguld met deze voor mij nog niet zo lang geleden onbereikbaar geachte maar toch behaalde mijlpaal.
Op 8 juni 2005 schreef ik, op aanraden van mijn vriend Lodewijk, mijn eerste ongeoefende inzending ‘Casimir’, die tot mijn verbazing en tegelijkertijd voldoening door de redactie werd geplaatst. De eerstvolgende inzendingen daarna worstelde ik keer op keer met de verhaalconstructies en het ongemak van het steeds maar moeten redigeren om binnen de limiet van de duizend woorden te blijven. Ter compensatie kende ik echter de luxe nog een tijd lang ten minste vier vertellingen achter de hand te hebben. Ik hoefde toen nog niet te wachten totdat zich weer nieuwe inspiratie aan zou dienen.
Gaandeweg ontwikkelde ik echter een soort stramien voor verschillende vormen voor de constructie en de verhaallijn voor mijn inzendingen en hikte ik later niet meer tegen de grens van duizend woorden aan. Na een poosje droogte de bron van autobiografisch getinte gebeurtenissen, die voor de meeste van mijn vertellingen model stonden, geheel op. Het gebrek aan creativiteit deed zich voelbaar gelden en ik benijdde derhalve diverse schrijvers en dichters op nederlands- en gedichten.nl om hun schijnbaar onuitputtelijke hoeveelheid inzendingen. Tot twee keer toe heb ik, met redenen omkleed, getracht met het schrijven te stoppen. Even zoveel keren hebben de overredingskracht en argumenten van vele door mij inmiddels zeer gewaardeerde personen mij van mijn voornemen kunnen weerhouden. Onder ons gezegd en gezwegen: een beetje ijdelheid, die ook onderdeel van mijn karaktereigenschappen is, heeft ontegenzeglijk een niet te verwaarlozen rol gespeeld – dat houden we echter onder ons, toch?
De inzending, die mij het meest voldoening gaf, dateert van 28 april 2006: De rouwstoet I en II (node gesplitst door de duizend woorden limiet). Na herhaaldelijk en te vergeefs zoeken op internet naar een Nederlandse versie van een in 1809 door Johann Peter Hebel geschreven reisverhaal “Kannietverstan”, dat zich nota bene in Nederland afspeelt, besloot ik dit werkje zelf naar het Nederlands te vertalen. Netjes voorzien van de url van de Duitse site en de gegevens van de auteur had ik de bombastische schrijfstijl van die tijd ook in de vertaling gehandhaafd en was ik, na voltooiing, trots dat ik schijnbaar (totdat het tegendeel mocht blijken) de enige was, die dit heeft gedaan. Toen ik enige tijd later nog eens mijn inzending herlas en de url van de desbetreffende site aanklikte, smolt mijn illusie plots als sneeuw voor de zon. De redactie had er, in het Duits, een toevoeging onderaan geplaatst: “en nu (zoals het hoort), Kannietverstan in de Hollandse taal! – Een beetje teleurgesteld klikte ik op die verwijzing en… kwam ik tot mijn verbazing en tevens enorme opluchting weer terecht bij mijn “De rouwstoet II”. Ik zou liegen als ik beweerde niet in m’n nopjes te zijn geweest.
Rest mij eigenlijk nog om alle lezers te bedanken, die tot nu toe de moeite hebben willen nemen om mijn inzendingen te willen lezen en me, via reacties of anderszins, steeds weer wisten te stimuleren. Uiteraard heb ik in de afgelopen zes jaar enkele spaarzame maar door mij zeer gekoesterde contacten met enkele personen mogen hebben en bestaan enkele er nog steeds. Het liefst zou ik een hele reeks namen van personen willen noemen, die mij ook met hun inzendingen boeiden en nog steeds boeien, ware het niet, dat dit moeilijk is zonder de indruk te wekken om enkelen te hebben vergeten of tekort te hebben willen doen. Een uitzondering maak ik echter gaarne voor twee personen: Lodewijk, mijn vriend die mij destijds ertoe overreedde om mijn eerste bijdrage in te sturen en de, ook buiten de grenzen van haar vaderland bekende, veelzijdige schrijfster en dichteres Iris Van de Casteele, die mij in het verleden zeer waardevolle en leerzame tips gaf en aan wiens persoon Joanan Rutgers onlangs nog een uitstekende en uitgebreide beschouwing heeft gewijd.
Afsluitend een woord van dank aan de redacties van beide sites voor de altijd correcte en hulpvaardige houding. Dit, gevoegd bij de bovenomschreven sfeer, is voor mij zeker een grote uitdaging, ook al zal ik nimmer het de door mij bij derden zo bewonderenswaardige hogere niveau kunnen bereiken. Ik schrijf met een oprechte intentie en naar beste vermogen. Dat deze benadering door velen van u wordt geaccepteerd en gewaardeerd geeft mij voldoende stimulans om door te gaan, zeker zolang die grijze massa in mijn hersenpan nog wil meewerken.
Tot een volgende keer.
Geplaatst in de categorie: bedankt
(Friedrich Hebbel)
Mushanoköji Saneatsu
Aan zijn vruchten kent men de boom [aan zijn daden kent men de mens].
Pomme d'orange!
Saftiger Mond wo bist Du?
Da! Schau, ein Tröpchen!
Ik vind jouw verhalen prachtig geschreven.
Lodewijk
Nu zelf op naar de honderd.....
Blijf jij schrijven? Dan blijf ik je lezen.
Verkijk je niet op die zg inspiratie van anderen; het gaat nog altijd om kwaliteit, geen kwantiteit, schrijven is geen moeten maar dat lees ik vaak wel erin, begrijp je wat ik bedoel?
als hij iets te zeggen/schrijven heeft...!
Wie doet hem na,
gewoon een mens met zijn eigen verhaal.
En alle wetenschap en alle takken van in info kunnen we halen uit ......vul maar in.