Inloggen
voeg je hartenkreet toe

Hartenkreten

Je psychische ellende omgesmeed

(voor André Baillon (1875 - 1932))

Op 27 april 1875 ben je geboren in Antwerpen. Je vader Joseph stierf een maand later. Je vader was aannemer en hij kwam uit een familie van handwerkslieden, die zichzelf tot industriëlen hadden omhoog gewerkt. De centen die ze verdienden, gaven ze met groot gemak weer uit. Op je vijfde stierf je broertje Antoine en een jaar later stierf je moeder Julia van Bellingen, die een telg van een rijke handelsfamilie in Antwerpen was. Haar overlijden heb je nooit goed verwerkt en is diep in je psyche een open wond gebleven. Al je minnaressen hadden stuk voor stuk opvallend moederlijke kenmerken. Je basisveiligheid was volkomen kapotgemaakt. Je werd ook nog eens als zesjarige door een tante ontvoerd uit het huis van je stiefvader, met wie je moeder was hertrouwd. Dit was vooral om het familiekapitaal te behouden. Je vertoefde een aantal maanden bij je tante Louise Prudence en daarna brachten ze je naar een franstalig weeshuis. Je moeder was een liberale, katholieke vrouw, maar tante Louise was een strenge, benepen, verzuurde papiste. In je romans kwam ze terug als 'Mademoiselle Autorité'. Haar man was een gezapige industrieel, die bij gebrek aan passie hevig aan zijn sigaren lurkte. Je nam deel aan de lesuren van jezuïten en de paters bij de jozefieten leerden je bang voor God te zijn, je geweten te toetsen, zonden te biechten, berouw te tonen en boete te doen. Ze hebben je gemeen gepest, ondanks dat je een fantastische leerling was. Ze voelden dat er ergens iets mis met je was. Maar zij dan, die kleingeestige boeven, want ze leerden je met name dat elke vrouw het werktuig van de duivel is, de verleidelijke Eva met de giftige appel. Je piekerde je suf en je raakte zwaar bekneld door de vastbijtende obsessies, dwangmatigheden en neurotische tics. Je studeerde aan de Katholieke Universiteit van Leuven en op je negentiende was je een verlegen, diepgekwelde student in de mijnbouwkunde. Door je achtergrond was je behoorlijk wereldvreemd, maar het meeste werd je getergd door de aanstormende symptomen van schizofrenie. Je werd smoorverliefd op de publieke vrouw Rosine Chéret en in nauwelijks twee jaar tijd verbraste je met haar al je erfenisgeld, met dure drank en andere luxe, terwijl je van dat geld rustig oud had kunnen worden. Je begon je publiceren in het tijdschrift 'Le Thyrse', tamelijk ziekelijk, maar toch. Rosina was ruimschoots opgewassen tegen je geesteszieke aantastingen. Je aanbad je vrouwen met al hun eigenschappen, maar tenslotte liet je hen voor de kosten opdraaien, je liet ze zelfs voor je hoereren als dat zo uitkwam. Je wankelde voortdurend tussen zenuwinzinkingen en zelfmoordneigingen. Op je zevenentwintigste trouwde je met Marie Vandenberghe, een Belgische ex-hoer, met wie je twee keer buiten Brussel trachtte een kippenfokkerij te beginnen, nabij de abdij van Westmalle, geheel tegen je zin. Op je zevenendertigste was je geheel buiten zinnen verliefd op de pianiste Germaine Lievens, de belichaming van je ideaalbeeld, en na maanden van aanhoudende hofmakerij in knielhouding ging Germaine op je avances in en mocht je bij haar intrekken. Je werkte voor het dagblad 'La dernière heure' en tijdens de eerste wereldoorlog schreef je niet voor de bezetters, wat je geld opleverde. In die vier oorlogsjaren schreef je vijf romans. Omdat je jezelf zo sterk identificeerde met je criminele hoofdpersoon Jojo Pingping, werd Germaine zwaardepressief van jou en werd je het huis uitgeflikkerd. Je keerde terug naar Marie en op je vijfenveertigste verscheen je debuutroman 'Moi quelque part' in een oplage van 535 stuks. Je ging met Marie en een minnares naar Parijs, maar deze ménage à trois werd een grote nachtmerrie, die desastreus uit elkaar knalde. Je vond wel een uitgever voor je manuscripten en je roman 'Het boek van Marie' had groot succes. Vele Fransen vonden je een kleine Belg en vele Belgen vonden je een landverrader. Zo hoorde je nooit ergens echt bij en dat bevestigde je compromisloze, non-conformistische natuur. Op je achtenveertigste werd je hartstochtelijk verliefd op de zestienjarige dochter van Germaine, waardoor je geestelijk brak en in een psychiatrische inrichting terecht kwam. Ook zat je twee keer in de psychatrische afdeling van ziekenhuis La Salpêtrière. De schrijfster Colette kwam je bezoeken en overhandigde je je eerste literaire prijs met aanmoedigingsgeld. Op je vijfenvijftigste had je een energieverslindende liefdesaffaire met de schrijfster Marie de Vivier, eenendertig jaar. Jullie maakten plannen voor een dubbelzelfmoord, maar Marie verdween in een inrichting, wat haar gered heeft van de destructieve krachten in en om jou. Op 10 april 1932 strooide je bloemen van de tuin naar je slaapkamer, waarna je met een overdosis slaapmiddelen een einde maakte aan je geestelijke martelwegen. Die dag stierf er in Marly-le-Roi een zeer krachtdadige en openhartige schrijver, die schreef vanuit een psyche in de frontlinie van de loopgravenoorlog.

Schrijver: Joanan Rutgers, 8 augustus 2012


Geplaatst in de categorie: literatuur

0.7 met 12 stemmen 205



Er zijn 2 reacties op deze inzending:

Naam:
Joanan Rutgers
Datum:
16 augustus 2012
Pieter Precies, dit is per ongeluk op het tabblad Hartenkreten terechtgekomen, maar gezien het niveau van sommigen is dit geen echte vergissing, maar eerder een lukraak wegfladderende aanwinst!
Naam:
Pieter Pollens
Datum:
8 augustus 2012
Joanan, dit is geen hartenkreet. Doe anderen een lol en blijf levens beschrijven op tabblad beschouwingen. Hebben anderen ook een kans.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)