Inloggen
voeg je hartenkreet toe

Hartenkreten

wordt vervolgd 3

De praatboom

In Galgraf had je een ontzaglijk dikke, stokoude boom, vlak voor het stadhuis. Je moest erom heenlopen om door de voordeur te kunnen. Iedereen had ontzag voor deze reus die daar blijkbaar al stond toen Bonifacius nog niet bij Dokkum vermoord was. Ik vond het een lelijke takkenboom, een eng, onheilspellend kreng, maar de mensen om mij heen zeiden dat je respect moest hebben omdat oude volksstammen er vroeger blijkbaar omheen dansten, in een tijd toen men in het Noorden een eigen onzinnige godsdienst had en nog niet besmet was met dat walgelijke christendom. (dat dacht ik erbij, want de mensen om me heen waren allemaal in de Heer) In een flits zag ik mijn beide ouders gevolgd door m’n broer (met z’n leerboek) poedelnaakt om die duivelse boom heen dansen (om de nieuwe lente te begroeten, of om een andere lamlendige reden) totdat ze er uitgeput bij neervielen. Daarna werden ze door de hogepriester ritueel in malse stukken gehakt en aan varkens gevoerd : opgeruimd stond toen ook al netjes !

Ik liep langs verlamde opoe Hoelema die bij ons op de hoek woonde en de hele dag voor haar woning zat. Ze zat zich te kammen en zag me nauwelijks. Plotseling siste ze: ’die boom ken prate’ en begon gillerig en snerpend te lachen. Ik natuurlijk meteen op een draf naar de boom om mijn oor tegen de bast te luister te leggen: geen enkel geluid behalve wat geruis in de blaren. Ik haalde mijn piemeltje te voorschijn en leegde mijn berstensvolle blaas tegen de schors, maar ook dit leverde geen reactie op. De boom zweeg in alle talen. Ik voelde in m’n jaszak en vond een zakmesje. Daarmee peuterde ik een beetje in de bast van dat grote apparaat. Vergeefs, er was geen woord uit te krijgen, zelfs geen kreetje. Terug naar opoe Hoelema. Ze zat zich nog steeds te kammen. Er zaten nu grote grijze plukken haar in de kam en haar hoofd zat vol bloed. Toen ze me zag, begon ze weer hysterisch te lachen. Plotseling kwam een gerimpeld mannetje de deur uit schuifelen; hij griste de kam uit haar verschrompelde hand en duwde haar rolstoel naar binnen. Het hysterische gelach sloeg nu om in een soort huilachtig sirenegeluid. “Kom eens op de koffie”, dacht ik nog.
Thuis vroeg ik aan m’n vader of hij iets over die praatboom wist. M’n vader zei dat hij met al die heidense onzin niks te maken wilde hebben. Zijn reactie verbaasde me niets, want hervormden geloven nergens in, alleen in geld en het gebruik van de zgn ‘talenten’, laat me niet lachen. Met talenten bedoelen ze overigens : ‘wat iets opbrengt’.

Ik droomde die nacht dat ik door m’n vader in een houten kooi opgesloten werd : er was maar nauwelijks ruimte om te zitten, staan kon je dus wel vergeten. ‘Moet je maar niet zo stinken’, zei m’n moeder. M’n broer grinnikte me aan met z’n gele boekenwurmengezicht. Het drietal liet me alleen achter. In het halfduister zag ik voor mijn blote voeten een injectiespuit en een zaag. In de hoek stond een lege fles. ‘Godgloeiende !’ dacht ik. Ik wilde schreeuwen, maar er kwam geen woord uit m’n strot. Ik pakte de zaag en zette hem tegen een houten spijl van de kooi. Ik maakte een zaagbeweging maar meteen ontstonden er aderen op het hout. Uit de zaagsnede kwam een straaltje bloed. Ook groeiden er nu plukken grijs haar uit de spijlen. Ik hoorde een luid gebonk maar realiseerde me dat dit mijn eigen hart was. Ik zaagde door en de houtwond begon heviger te bloeden. Plotseling was het geheel donker. Ik voelde om me heen : overal takken. De kooi begon heen en weer te slingeren, steeds sneller. Ik voelde me misselijk worden. Langzaam bedaarde het gezwaai; het werd lichter. Ik hoorde zacht gefluister om me heen, maar wist niet waar het vandaan kwam. Overal vandaan, leek het wel. De injectiespuit rolde heen en weer. De fles was omgevallen. Ik greep de zaag. Op het zaagblad stond - ‘eet smakelijk’. De wurmen kriebelden me uit de greep van de hel.

Die ochtend stond er een heerlijk ontbijt op tafel. M’n moeder had prachtige, heerlijk geurende bloemen opgeschikt en de radio speelde zacht mijn lievelingsdeuntje. Het zonnetje straalde lustig door de ramen en bonte vogels fladderden door de blauwe lucht als om mij te begroeten! Galgraf lag vredig te dampen in het ochtendlicht. ‘Heb je lekker geslapen, m’n jongen ?’ vroeg vader, glimlachend opkijkend van achter zijn krant. M’n broer maakte een kruiswoordpuzzel. ‘Gunstige loop van omstandigheden, 5 letters’. ‘Geluk’, stelde ik voor. God zag dat het goed was. Jaja ! Holy fuck.

Ik voelde dat de vergankelijkheid snel zou toeslaan.

Schrijver: frans, 22 oktober 2012


Geplaatst in de categorie: geweld

3.5 met 2 stemmen 198



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)