Grijze idylle
Een maartse straffe westenwind doet ons huiveren tijdens een korte strandwandeling. “Weet je nog, in 1956 op Texel, onze eerste vakantie samen? We waren nog niet verloofd”, zeg ik met een door het gure weer veroorzaakte licht trillende stem tegen vrouwlief. “Toen had ik wel de ondergaande zon van de horizon voor je willen gaan halen. Natuurlijk zou ik zijn verdronken. Vandaag verdrink ik liever in jouw ogen” probeer ik schalks te vleien.
“Doe even normaal gekkie; dat had je tóén tegen me moeten zeggen”, antwoordt ze met een geamuseerd lachje. “Toch ben je nog steeds lief. Kom, we gaan terug want de temperatuur valt tegen.” Ze pakt me om mijn middel en ik doe hetzelfde. Met pijn in onze stijve reumatische ledematen ploegen we door het mulle zand. Zij schopt speels een grote schelp opzij, een teken van een goede en uitgelaten bui. Haar pijnlijke gezichtsuitdrukking doet daar niets van af.
Gelukkig hebben we elkaar nog, denk ik dankbaar en tevens enigszins ontroerd. De enige bron van lichte irritatie tijdens deze idyllische situatie is mijn wandelstok, die hier in deze zandbak de functie als loophulp in het geheel niet waar kan maken. Er verandert veel in het laatste traject van ons leven. Zo af en toe is het ons vergund onbedoeld en kort een bekende en vertrouwde sfeer van vroeger op te roepen, die ons voor een paar tellen weer even jong van lichaam en geest laat voelen.
Geplaatst in de categorie: huwelijk
je maakt toch wat mensen jaloers, denk ik zomaar!
"Zo af en toe is het ons vergund onbedoeld en kort een bekende en vertrouwde sfeer van vroeger op te roepen, die ons voor een paar tellen weer even jong van lichaam en geest laat voelen."
Heel mooi!