Inloggen
voeg je hartenkreet toe

Hartenkreten

Op mijn lever

Vanaf mijn geboorte in 1935 tot zo rond mijn veertiende levensjaar had ik, behalve roodvonk en difterie, haast alle veel voorkomende kinderziekten en aandoeningen gehad. Vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog was de medische kennis en de vaardigheid bij medici net zo op peil zoals je het heden ook van hen verwacht. Alleen de verplichting tot vaccinaties tegen ernstige kinderziekten met mogelijk dodelijk afloop bestond toen nog niet en werd slechts op aanraden van een arts of op verzoek van familie toegepast.

Wij hadden een onbetwiste heelmeester van de vrouwelijke kunne in onze familie en dat was mijn grootmoeder. Zij had, naast haar kruidentuin voor het bereiden van maaltijden ook een bed met geneeskrachtige planten en kruiden. Zij kon o.a. kiezen uit pepermunt, kamille, hoefblad, zuring, brandnetel, vlierbessenstruik en de bladeren ervan en nog veel meer. Al naar gelang de tijd van plukken en drogen werden de kruiden in juten zakjes in een koele en donkere ruimte bewaard.

Mijn moeder had, gelovend in de werkzaamheid van kruiden en extracten van planten en vruchten, die traditie overgenomen. Een huisarts werd pas gewaarschuwd, wanneer deze ingrediënten hun werk niet deden of door eerdere generaties doorgegeven alternatieve behandelingen geen effect hadden. Als peuter, kleuter en jongetje vóór mijn puberteit heb ik op die manier kennis moeten maken met sommige van de toegepaste middelen en behandelingen. Mijn eerste herinnering dateert uit de tijd dat ik zo ongeveer vier en een half jaar was: kinkhoest. Oma behandelde deze met muntthee, vermengd met honing. Als ik nu zo af en toe nog eens na een zware apneu benauwd wakker word, dan moet ik er soms aan terugdenken. Ontsteking van de tonsillen werd behandeld met het moeten gorgelen met zout water en een lik jodium, ingebracht met een soort zelfgemaakte wattenstaaf. Mazelen, rode hond, zware griep met hoge koorts: bedrust en thee, waarvan ik de kamillethee nog het meest onsmakelijk vond.

Zo bleek ik vóór mijn tiende levensjaar een begin van TBC te hebben gehad. Met huismiddeltjes heeft die longaandoening zich gelukkig niet verder ontwikkeld en hield ik er, tot op heden niet méér dan een klein litteken op mijn rechterlong aan over. In mijn elfde levensjaar kreeg ik de bof, eerst aan de ene kant en daaropvolgend meteen aan de andere kant van mijn gelaat. Behandeling: een schone linnen doek onder mijn kin langs en boven op mijn hoofd met een knoop bevestigd. Daaronder zaten – je gelooft het niet – de zweetsokken van mijn vader of van mijn grootvader.

Toen ik 13 jaar oud was kreeg ik geelzucht. Een huisarts kwam er niet aan te pas. Ik moest enige dagen het bed hoeden met een in het bakgedeelte van ons fornuis verwarmde steen die, gewikkeld in een sjaal, altijd op de plaats van het lichaam moest liggen, waaronder zich de lever bevond. Mijn eerste bezoek aan een arts was pas op mijn veertiende, om een voortand te laten trekken. Daar was géén kruid tegen gewassen.

In het heden zijn de zaken niet zo simpel meer. Natuurlijk zijn er homeopaten en is er een groot aantal zieke mensen, dat baat bij hun behandelingen heeft. Ik ben niet blij om via de nu toegepaste geneeskunst tussen de 14 en 17 pillen/capsules per dag te moeten slikken. Wanneer ik me er een beeld bij zou moeten vormen hoeveel “emmers vol” dat vanaf 1999 zouden zijn, dan verbaast het me nog steeds, dat alles nog zo’n beetje naar behoren werkt. De enige erfenis van vroeger is, dat ik tijdens een periode van zeer hoge koorts, die toen met natte baddoeken om de benen en een nat washandje op mijn voorhoofd werd getemperd, dezelfde ijlende toestand ervaar: een speelgoedtol, die heen en weer over een smal koord spint of zomaar op een golvende lijn op en neer danst.

De laatste keer dat ik die ervaring had is al weer ruim 30 jaar geleden. De hoofdzaak is, dat de kwaliteit van leven, ongeacht de geneeswijze, nog goed is. Dus: geen steen meer op m’n lever is ook een steen van mijn hart!

Schrijver: Günter Schulz, 1 december 2016


Geplaatst in de categorie: welzijn

4.3 met 3 stemmen 286



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Joanan Rutgers
Datum:
2 december 2016
Met grote interesse gelezen, collega Günter, en inderdaad, de kruidenelixers van vroeger zijn vervangen door talloze pillen. Als het onze leeftijd maar verlengt, kunnen we daar vrede mee hebben. Toch is je oma nog steeds van onschatbare waarde en hebben we onze huidige betermaakpillen aan haar te danken. De voorouderlijke kruidenvrouwen zijn de pioniers van de huidige vitamine- en energiepillen. Te bedenken dat die kruidenvrouwen ooit door de roomse kerk als heksen levend werden verbrand, doet mijn achting voor hen nog meer stijgen. Immers, tegenwoordig is kruidengebruik alom geaccepteerd. De trage evolutie bij de brave, aangepaste, zotte massa is Godgeklaagd!...

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)