Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen over overlijden

OP HERHALING

Heel ongebruikelijk en lijkend op een acte van onvermogen, maar het opdiepen van een pennenvrucht uit 2005 van mijn hand op deze site is voor mij niet zonder reden. In dat jaar was ik hier pas met het inzenden van bijdragen begonnen en had ik nog nauwelijks ervaring op dit gebied. Mij is in de loop van de tijd wel duidelijk geworden, dat de inhoud van de bijdragen uit het hart moeten komen. Toen ik in 2005 Confrontatie schreef, putte ik uit waarnemingen in mijn leefomgeving. Wij woonden toen pas vijf jaar lang in een seniorenwoning in het plaatsje Hoogvliet. Theo was een kopie van een aldaar wonende bejaarde man. Hem was een langer leven gegund dan Theo in mijn verhaal.

Toen al was ik tijdens het schrijven zozeer bij het verhaal betrokken, dat mij tijdens het herlezen en de correcties de tranen over de wangen liepen. Ik had het schuldgevoel om Theo in dit verhaal te laten overlijden en ook, dat ik onterecht bepaalde wie er mocht blijven leven en hoe lang. Onderstaand verhaal op herhaling moge duidelijk laten worden wat ik bedoel te zeggen.

CONFRONTATIE

… Negentien… twintig… één -…- Theo telde automatisch de treden maar bleef nu hijgend staan. Het was heet, snikheet, 33 graden Celsius in de schaduw en windstil. Zijn grijze hoofd telde bijna 81 jaar. Met zijn gerimpelde, magere handen omklemde hij de ijzeren leuning van de trap, die naar de bovenkant van de dijk voerde. ,,Moeders, ik mot effe bijkomen’’ mompelde hij halfluid, terwijl de zweetdruppels vanaf zijn kin op zijn kleding druppelden. Met moeders, zijn voor drie jaar plotseling overleden vrouw Hannie, praatte hij altijd; soms in gedachten en soms ook hardop.

- Het was weer zondag en dan ging hij steevast naar de oever van de rivier om er een tijdje op een bankje te zitten genieten van het panorama en de scheepvaart. Vanochtend had hij ervan afgezien, maar in de loop van de daarop volgende uren was het ook in huis niet meer uit te houden. Hij, Theodorus de Wit, zou zich niet zo maar gewonnen geven; tenslotte liep hij nog redelijk goed en aan zijn wandelstok had hij voldoende ondersteuning. Hij was alleen, dat wel, maar niet eenzaam - zijn kinderen, klein- en achterkleinkinderen zag hij regelmatig. ,,Zo moeders, we gaan weer verder’’, zei hij resoluut en begon aan zijn klim van de laatste zeventien treden. Boven aangekomen kon hij ,,zijn’’ bankje verderop al zien staan.

Het was druk vanmiddag. Tientallen volwassenen en kinderen zochten allen verkoeling bij het water. Eenmaal plaatsgenomen hebbend op het bankje voelde Theo zich duizelig en sloot hij even zijn ogen. De drukte om hen heen én de luide kinderstemmen deden hem eraan herinneren dat hij vroeger, als 14-jarig jongentje, een zonnesteek had opgelopen. Het was toen ook heet en windstil, net als vandaag. Zonder lichamelijke signalen vooraf was hij toen ineens bewusteloos op het gras gevallen. Op het moment, dat zijn bewustzijn terugkeerde, tintelde zijn gehele lichaam. Hij keek toen verschrikt in het bezorgde gezicht van een oude man, die zich knielend over hem heen boog. ,,De ziekenauto is al onderweg’’, zei de oude man… en werkelijk, hij hoorde toen de sirene voordat hij weer het bewustzijn verloor.

Raar eigenlijk bedacht Theo nu, dat deze gebeurtenis na zoveel jaren nog steeds in zijn geheugen stond gegrift. Hij opende, bijna met tegenzin, langzaam zijn ogen. Zijn oogleden voelden zwaar aan en ook meende hij de bekende tinteling in zijn lichaam te voelen. Verbijsterd zag hij, een beetje wazig weliswaar, dat hij écht weer terug was aan de rivier bij zijn geboorteplaats. Enkele meters voor hem wankelde een jongen en sloeg ruggelings met een dof geluid op het gras. Theo verhief zich, als in een vertraagde film, van zijn bank en slofte naar de jongeman toe. Terwijl hij zich voorover boog, staarde hij met van ontzetting opengesperde ogen naar de bewusteloze…. Dat was hijzelf, werkelijk, hij in zijn jeugd! – Dit bestaat niet – dacht Theo en tegelijkertijd riep hij naar de omstanders: ,,waarschuw een ambulance en breng snel water… een natte handdoek!’’ Men scheen hem noch te horen, noch iets van het voorval waar te nemen. Alles om hem heen vervaagde plotseling en hij kon niet anders, dan zich met een loom gevoel eraan overgeven.

Even later deed hij een poging zijn ogen te openen. ,,De ziekenauto is al onderweg’’ hoorde hij een stem hardop tussen het geroezemoes door zeggen. Toen hij de sirene hoorde dacht hij: ,,nu is die jongen snel in goede handen’’. Na een tijdje voelde Theo een korte, stekende pijn op de rug van zijn linkerhand. Eén van de ziekenbroeders bracht een infuus aan. ,,Vermoedelijk een collaps en dehydratatie en… wacht even… volgens zijn papieren is meneer hartpatiënt – myocard infarct in 1994.’’ Nu opende Theo werkelijk zijn ogen. Hij lag op de grond in het gras vóór het bankje. Een haag van volwassenen en kinderen stond in een grote kring om hem heen. – ,,Dat was het dan’’ wilde als gevoel in hem opkomen, maar hij werd het zich niet meer ten volle bewust.

Theo kwam in het ziekenhuis weer bij kennis, op het moment, dat hem door een verpleegster bloed werd afgenomen. ,,Zo, meneer De Wit, U bent er weer. Ik moet U helaas nog een keer plagen’’, zei ze opgewekt. ,,U heeft ons wel even laten schrikken, hoor’’. - ,,Ja, ook ík ben geschrokken’’ hoorde hij zichzelf zeggen. ,,Vandaag ben ik mezelf tegengekomen…’’. Hij probeerde te lachen, maar het wilde niet lukken. ,,Geen wonder bij deze warmte’’, antwoordde de verpleegster. - ,,Nee, even serieus: ik ben mezelf écht tegengekomen’’, zei Theo met enige nadruk. ,,Jaaa, ja…’’, zei ze op een geruststellende toon, ,,maar U kunt voortaan beter niet meer in de volle zon in slaap vallen – zo, even een gaasje erop en… klaar is meneer De Wit.’’

Theo dommelde weer even weg. Een uurtje later at hij twee boterhammen en kreeg hij de medicijnen, volgens de gegevens op zijn medicijnenkaart die hij altijd bij zich droeg. Na het eten kwam er een arts aan zijn bed. Hij stelde zich voor en vertelde hem, dat alle testresultaten bevredigend waren. Voor alle zekerheid zou men hem nog een nachtje aan het infuus houden. De volgende ochtend zou hij dan weer na huis mogen. Moest er voor alle zekerheid familie worden gewaarschuwd, omdat hij deze avond niet thuis zou zijn? Theo vond dat overbodig.

Nadat de arts vertrokken was, liet Theo zich vermoeid, maar met een tevreden gevoel in de kussens zakken. ,,Morgen ga ik weer naar huis, moeders’’, mompelde hij weer halfluid. Zijn gelaat ontspande zich en nam een tevreden uitdrukking aan. Met de mondhoeken iets omhoog leek hij te glimlachen.

Zo trof de dienstdoende nachtzuster hem tijdens haar ronde aan. Hij ademde niet meer. Theodorus de Wit was op weg naar huis, alleen iets eerder dan hij of iemand anders zou hebben verwacht.

Tot een volgende keer.

Schrijver: Günter Schulz, 5 oktober 2005

Schrijver: Günter Schulz, 14 november 2023


Geplaatst in de categorie: overlijden

5.0 met 2 stemmen 163



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)