Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Paradijsvogel

Als het grint van de oprit onder mijn voetstappen protesteert, ontwaakt een kat uit zijn middagdutje. Verschrikt schiet hij weg in de struiken. De grote hond blijft liggen waar hij ligt.
Aangezien dat pal naast de voordeur is waar ik aan wil bellen en ik het beest zacht hoor grommen, knerpt het grint ineens niet meer zo enthousiast. Omzichtig nader ik de deur en bel aan, mijn ogen strak op de hond gericht die langzaam overeind is gekomen en zijn grote kop mijn richting uitdraait. De geopende bek gunt me een blik op een stevig uitziend gebit, waarvan vooral de vlijmscherpe hoektanden me opvallen. Wéér produceert het dier een laag gegrom. Net als ik denk dat mijn laatste uurtje wel eens aangebroken kon zijn, zwaait de deur open.
“Astor! Stel je niet zo aan. Hà, die ouwe dibbes heeft je toch niet bang gemaakt hè?”
Een bulderende lach klinkt als de dierenarts het antwoord van mijn bleek vertrokken gezicht leest. Snel stap ik naar binnen en schudt de man voor me de hand.
“Hallo, hoe gaat het met u, meneer Van Tongeren. Lang geleden dat we elkaar zagen. Fijn,dat u het interview wilt geven.”
“Natuurlijk joh, leuk toch? Loop maar naar de woonkamer, dan haal ik vast koffie. Zoek maar een plaatsje hoor!”
Ik loop in de richting waar hij heen wees en stap de woonkamer binnen. Nerveus. Het is een van mijn eerste interviews sinds ik als journaliste werk. Ik ken dierenarts als een man die regels aan zijn laars lapt en het leven leidt zoals hij het wil. Zijn bulderende lach staat evenzo bekend als zijn onverbloemde replieken.
Nadenkend kijk ik de woonkamer rond. Jemig, wat een zooi. Overal waar ik kijk, liggen stapels paparassen en boeken.

"Kun je een plekje vinden?”
Met een betrapt gevoel zoek ik een stoel, gooi de kranten eruit en ga snel zitten.
Even later komt Van Tongeren, met een groot dienblad in zijn handen, de woonkamer binnen.
Als hij het blad op tafel gezet heeft, kijkt hij zoekend en mompelt: “Momentje”.
Als hij terugkomt legt hij een pak op tafel, ontdoet het van papier en toont trots de enorme brok roomboter.
“Koop ik bij een boer die zelf boter maakt”, verklaart hij glunderend.
Hij snijdt een flinke plak ontbijtboek, een evenzo dikke plak roomboter, legt ze op elkaar en steekt het hele pakketje, met voldaan gezicht, mijn richting uit.
“Mag ik bedanken?”
“Nee, dat mag je niet! Het is goed voor je, komt er eens wat vlees op die botjes van je!”
Als ik het blozend aanpak, vervolgt hij beslist: “Zo, eerst eten en dan het interview.”
Zo goed en kwaad als het gaat, probeer ik de boterkoek weg te happen. Als ik me halverwege geworsteld heb, staat Van Tongeren op en loopt de kamer uit met de mededeling dat hij even zijn rookwaar gaat halen. Opeens is het grommende monster dat bij de voordeur lag, mijn beste maatje. Met verbazend gemak kauwt hij snel de resterende koek uit mijn hand.

“Zo, niets lekkerder dan een sigaartje na het eten,” vindt Van Tongeren bij zijn terugkeer.
Hij werpt een blik op de likkebaardende hond.
“Je hebt hem toch niets te eten gegeven, hè?”
En op mijn binnensmonds ‘euuhh’: “Gelukkig maar, want hij heeft een ontsteking in de darmen en krijgt snel last als hij iets vettigs eet.”
Geschrokken kijk ik naar de hond, maar gezien deze me met glanzende ogen aankijkt, besluit ik niets te zeggen. Ik pak mijn notitieblok en vraag of we met het gesprek kunnen beginnen.
“Eerst even een sigaartje opsteken, meid. Welke wil jij?”
“Huh? Ik rook geen sigaren, dank u.”
“Natuurlijk wel! Kom op zeg, geen sigaar, dat kun je echt niet maken.”
Zijn lach dondert door de kamer, maar zijn koolzwarte ogen - waarboven zware wenkbrauwen prijken – kijken me dwingend aan. Hij pakt een bolknak en houdt me die voor.
“Niet inhaleren, trekken en uitblazen,” commandeert hij vriendelijk.
Om hem niet boos te maken – ik moet hem immers nog een interview afnemen – geef ik toe en zitten we even later beide enorme rookwolken te dampen.

Dan kan eindelijk het gesprek beginnen. Het wordt een ramp! Telkens als ik een vraag stel, begint Van Tongeren ergens anders over. Vraag ik iets over zijn praktijk, begint hij een verhaal over de dierentuin, vraag ik iets over honden, praat hij over dolfijnen. Hij ratelt maar door. Telkens moet ik hem naar de oorspronkelijke vraag terug leiden. Natuurlijk zijn er ook momenten dat ik erg moet lachen. Als hij vertelt dat hij eens een erg nuffige klant met haar hondje de weg op heeft gestuurd om een plasje van het dier op te vangen en haar daar een opscheplepel voor had meegeven, is de hilariteit groot.

Na enkele uren ga ik hoofdschuddend, maar opgelucht en met materiaal voor een goed verhaal, naar huis. In de wetenschap dat ik dit interview nooit meer zal vergeten èn dat ik ook nooit meer zal *vragen* of ik mag bedanken.


Als ik zo het verhaal hierboven lees, denk ik: jemig, wat was ik toen (ruim twaalf jaar geleden) toch nog een groentje. Mocht ik nu zo een klant treffen, zou het anders verlopen.
Toch denk ik er met een grijns aan terug. In de jaren na het interview, heb ik Van Tongeren nog vaak gezien. Na pensionering, wandelend in de uiterwaarden… samen met zijn hond.

Schrijver: sacrajewa, 20 augustus 2006


Geplaatst in de categorie: werk

4.3 met 3 stemmen 806



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)