Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De woordenfluisteraar

Ze zat in de wagen op weg naar haar werk. Het was kerstavond en met lichtjes versierde kerstbomen gleden in rij aan haar ruiten voorbij.
Een avond waarop zij moest werken. Een avond die de meesten in familiekring doorbrachten, al dan niet in de juiste feeststemming.
De hele dag hadden zware donkere wolken sneeuw beloofd maar meer dan een aarzelend kort begin was er niet geweest. Enkele verdwaalde sneeuwvlokken hadden de weg naar de aarde gevonden maar een lang leven was hun daar niet gegund.
Het was rustig op de weg en stil in de auto. Sinds een paar dagen was de autoradio stuk zodat ze voor het eerst de geluiden van de motor echt kon horen, het geruis van de banden op de weg en wind langs de autoramen.
Er restten haar nog een paar kilometers en dan was ze op haar bestemming. Zoals altijd reed ze dit laatste stukje niet zo graag want de weg liep door een bos en op deze tijd van het jaar was het daar altijd zo donker.
Ze keek door de voorruit en zag dat ze door een plots opstekende mistbank moest rijden. Ze minderde vaart en reed de witgrijze wolk in.
De mist was ondoordringbaar en het was alsof de wereld aan haar de voorruit stopte. Ze kon nu totaal niks meer zien en duwde hard op het rempedaal.


Het eerste dat ze zich naderhand kon herinneren was het feit dat ze haar ogen opende en die vreemde muziek hoorde. Heel even maar.
Ze stond aan de rand van een bos ergens in een vallei omgeven door de uitlopers van de bergen in de verte. Voor haar lag een kristalhelder meer, het wateroppervlakte rustiger dan een zeil op een windloze dag. Ze liep enkele meters door het gras en zag een beetje verder de rookpluim van een klein vuurtje kaarsrecht de hemel tegemoet stijgen.
Ze volgde haar gevoel en wandelde die richting uit en naderde al snel het kampvuurtje aan de oever van het meer. Op een omgevallen boomstam zat een man die haar rustig aankeek.
Toen ze dichterbij kwam werd haar neus geprikkeld door het aroma van versgemalen koffie en die typische geur van brandend dennenhout.
" Neem plaats " zei de vreemdeling terwijl hij naar de boomstam knikte waarop een schapevacht lag.
Hij nam een grote gedeukte kop en schonk hete koffie uit een zwartgeblakerde pot die aan de rand van het vuur op de gloeiende assen stond.
Terwijl ze de dampende koffie van hem aannam raakte hun vingers elkaar even. Voor het eerst keek zij in zijn ogen. Hij kwam haar verschrikkelijk bekend voor maar kon hem niet thuisbrengen. Ogen van een onbestemde kleur die afwisselend grijsgroen en dan weer blauw leken. Zijn haar was lang en was met een nonchalante staart tot op zijn rug gebonden. Op zijn kin en kaken zat een stoppelbaard van enkele dagen . Hij was breedgeschouderd en pezig en leek in deze omgeving thuis te horen.
" Kan je me zeggen waar ik ben ? " Het leek fout om de stilte te verbreken maar de woorden ontsnapten uit haar mond vooraleer ze erover na kon denken.
Hij hield zijn kop koffie tussen zijn twee handen als wou hij ze verwarmen.
" Doet het ertoe waar je bent ? " vroeg hij rustig.
Ze dacht hier even over na en keek over het meer. De bergen werden in het water weerspiegeld, hun toppen wazig blauw. Enkele eenden landden luid kwakend in het water en trokken daarbij een spoor op de waterspiegel. In de verte hoorde ze een specht.
Ze ademde diep in. De lucht was haast bedwelmend, rein en puur en ze zoog haar longen gretig vol. De koffie was voortreffelijk en ze besefte plots dat ze totaal ontspannen was.
' Wie ben je ? '
Hij antwoordde niet dadelijk, leek over deze vraag na te denken terwijl hij met z'n bestofte afgedragen boots enkele keien wegduwde.
"Sommigen noemen me de woordenfluisteraar. "
Hij nam een grote slok koffie.
"Vraag me nu niet wat ze daar mee bedoelen " lachtte hij.
"Maar kom, het wordt tijd."
Hij gooide het laatste bodempje koffie in het vuur dat sissend antwoordde.
Uit het bos kwamen twee gezadelde paarden gestapt alsof ze door een onhoorbaar bevel werden geroepen. Het waren machtig grote dieren en hun zwartzijden huid leefde bij elke stap die ze deden. Eén van de dieren kwam naar haar en knikte met zijn hoofd alsof hij iets wou zeggen. Ze raakte voorzichtig het voorhoofd aan en de paardenogen keken haar nieuwsgierig aan. Zonder nadenken besteeg ze het paard en klopte ter kennismaking zachtjes op de gespierde nek van het dier.
Hij wachtte nu niet langer, trok de teugel naar links en gaf zijn paard alle vrijheid. Keien en graszoden vlogen op toen het dier in volle galop overging.
Toen haar paard volgde had ze eerst alle moeite om niet afgeworpen te worden. Ze drukte haar hielen stevig in de flanken uit vrees om te vallen maar snel kreeg ze vertrouwen in het paard en minderde ze haar greep. Steeds sneller gallopeerden ze langs de oever van het meer. Ze boog zich diep voorover en kwam lichtjes uit het zadel en ving met haar benen het ritme van het paard.
Rechtsaf over een grasvlakte die links en rechts door de bergen geflankeerd werd. Het leek alsof ze zweefden. De sensatie van de snelheid deed haar hart jubelen, de kracht van dit paard gaf haar energie.
Het leek alsof deze dieren onvermoeibaar waren en hun snelheid zonder problemen konden aanhouden. Ze werd één met het dier, bewoog met hem mee. Ze werd licht als hij sprong. Ze werd sterk als hij van richting veranderde. Haar hart bonste hevig en luid.
Ze verloor alle gevoel van tijd.

Plots stonden ze op de top van een heuvel. Voor hun strekte zich een eindeloze vlakte uit. Groene grasweiden waardoor kleine beekjes liepen. Loofbossen die een donkere muur vormden met op de achtergrond steeds weer de bergen met hun witte toppen.
Ze lieten de paarden gewoon naast elkaar staan en bleven in het zadel terwijl de dieren verstrooid graasden. Ze liet de teugel los hangen en haar hand lag op de zadelknop. Na een tijdje minderde de hartkloppingen in haar borstkast.
Hij keek omhoog en zij volgde zijn blik en zag een arend zweven, zijn majesteuze vleugels onbeweeglijk uitgestrekt. Hij stak zijn arm op als groet en de arend antwoordde met een kreet die alleen arenden verstaan.
Ze had het tafereel sprakeloos gevolgd.
" Wat voel je nu ? " onderbrak hij de stilte.
Het was een onverwachte vraag en ze moest even nadenken.
" Vrijheid "
Ze keek naar het gras dat zachtjes golfde door de lichte bries. Ze zag de pluizige zaadjes van de paardenbloemen meezeilen met de wind. Ze zag bonte vlinders in hun warrige vlucht en een grote blauwe libelle vloog met z'n doorzichtige vleugels en z'n langgerekte lijf op zoek naar water voorbij.
Ze hoorde het briesen van de paarden en het kraken van het lederen getuig. Een bij zoemde dicht langs haar oor.
Haar zintuigen namen alles waar met een overweldigende natuurlijke kracht. Ze proefde de zuivere lucht, rook de zweetgeur van de paarden en kon het ruisen van al het groen rond haar bijna aanraken.
" Het is vreemd hoe mensen hier zo weinig tijd voor maken " zei hij.
" Weet je dat je dit altijd met je kan meedragen ? Kijk rond, neem het in je op en voel. Als je het ooit moeilijk krijg hoef je gewoon je ogen te sluiten. Stel je de kleur van het gras voor. Stel je voor hoe het zou zijn om met je vingers door de aarde te woelen, met je handen de grond vast te nemen. Proef het gras, de aarde en het water. Geef geen weerstand aan de wind, maar laat je meedrijven op de luchtstromen zoals die arend en voel hoe de warme lucht tussen zijn veren gaat. Onthou de geur. Leer het lied van de aarde. "
Zijn stem leek haar te hypnotiseren. Ze voelde een heerlijk gevoel van welbehagen vanuit haar nekhaartjes naar haar hoofdhuid trekken. De ontspanning werd een fysiek gevoel.
Een zweetdruppel liep langzaam over haar slaap en trok een spoor over haar bestofte kaak. Ze veegde de druppel met de rug van haar hand weg.
Hij klakte met z'n tong en de paarden hieven hun hoofd.
De terugweg duurde vele malen langer dan de tijd die ze eerst nodig hadden om de heuveltop te bereiken. Ditmaal stapten de paarden langs elkaar terwijl ze af en toe met hun staart vliegen van hun rug sloegen.
Gedurende al die tijd spraken ze geen woord en slechts één maal wees hij een jong hertje aan dat roerloos in het hoge gras bleef staan toen ze er voorbijreden.

Iets voor de zonsondergang kwamen ze terug bij de kampplaats aan waar het vuur bijna was uitgedoofd. Roodgloeiende resten leidden een eigen leven, werden geboren en doofden.
Terwijl ze ging zitten gooide hij enkele grote houtblokken op de hete assen. Na een tijdje sloeg de vlam terug in het vuur. Hij zadelde de paarden af en gebruikte de glanzende zadels die door het veelvuldig gebruik gepolijst waren als een rugsteun.
Ze kon zich niet herinneren hoelang ze zo bleven zitten. De zon zakte als een grote dieprode bol achter de bergen weg en heel even kwam het meer tot leven in een schittering van miljoenen gouden sterretjes.
Op dat moment stond hij recht en liep hij naar het meer. Zonder aarzelen deed hij zijn boots en kleren uit en legde ze op de stenen.
Naakt stapte hij in het water.
Hij dook onder en slechts een rimpeling op het wateroppervlakte verried waar hij zwom. Een eindje verder kwam hij terug boven en zwom met rustige gelijkmatige slagen verder.
Heel even aarzelde ze, toen kwam ze overeind en liep eveneens naar de oever. Ze deed eerst haar schoenen uit en liet haar kleren op een groot rotsblok achter.
Ze verwachtte dat het water ijzig koud zou zijn maar de aangename temperatuur verrastte haar.
Op haar beurt dook ze onder. Ze voelde hoe het water alle stof wegnam. Haar haar werd gespoeld, haar huid werd gereinigd.
Ze gleed soepel door het maanverlichte water, genoot van het vrije gevoel. Genoot van de zuiverheid. Voelde hoe de vermoeidheid van de lange rit in het water achterbleef toen ze beiden terug voet op land zetten.

Het kampvuur verspreidde een weldoende warmte en ze lieten zich door de hitte van het vuur opdrogen. Ze zaten beiden nog steeds naakt, maar op deze plaats leek dit zo natuurlijk dat ze zich geen enkele keer ongemakkelijk voelde. Ze voelde de hitte van het vuur op haar huid en een behaaglijk gevoel liet haar hele lichaam tintelen. Toen ze droog waren stond hij op en nam twee dikke hemden en een deken uit zijn tas.
Ze deed een hemd aan en voelde het zachte stof aangenaam over haar rug vallen. Voorzichtig, haast teder legde hij het deken over haar schouders en ging zitten terwijl hij het andere hemd aandeed.
Hij gooide enkele houtblokken bij.
Krekels zongen zachtjes hun nachtlied en de geluiden van de nacht kwamen tot leven. Een uil vloog over.
Ze keek omhoog en zag de prachtigste sterrenhemel die ze ooit aanschouwde. Duizenden lichtjes sierden de zwarte hemel. Heldere sterren flonkerden en schitterden en vormden een prachtig schouwspel. Er stond een ster die zo helder was dat ze even dacht dat ze hem kon aanraken.
"Dat is Sirius " zei hij.
" Aldebaran. Capella. Castor. Procyron. Rigel " Hij wees haar één voor één de meest heldere sterren aan.
Het was het eerst dat de sterren aan haar voorgesteld werden en ze herhaalde elk van hun namen, liet ze in haar herinnering toe als wou ze kennismaken met nieuwe vrienden. Ze nam zich voor om ze elke heldere sterrennacht te begroeten.

Ze spraken lange tijd met elkaar over onderwerpen die altijd tussen hun zouden blijven. Hij koos zijn woorden zorgvuldig maar zonder aarzelen. Hij verwoordde perfect gevoelens, omschreef haar gedachten beter dan zij zelf zou kunnen en vertelde met hart en ziel. Ze voelde de kracht achter zijn zinnen, de overtuiging en oprechte interesse. Zijn stem was bezield met betoverende magie. Ze begreep waarom men hem de woordenfluisteraar noemde.
Toen zelfs de krekels zwegen en de maan haar nachtelijke reis bijna had afgelegd stond hij op en nam een klein pakje uit z'n zadeltas.
Hij hurkte bij haar en legde het pakje voor haar voeten terwijl hij haar recht aankeek. Ook al wou ze op dat moment wegkijken, zijn blik was zo sterk dat ze er nooit in zou slagen om haar ogen te sluiten. Ze had het gevoel alsof hij tot in haar diepste geheimen kon kijken.
Rustig ging hij zitten en ze knipperde even met haar ogen.
"Ik wil je dit geven " zei hij.
Ze nam het pakje op en opende voorzichtig het fluwelen doekje waarin het was ingewikkeld.
Een zilveren armband weerkaatste een manestraal. Het was een oud juweel versierd met kleine maantjes en uitgeslepen sterren en ze kon de tijd voelen als ze er met haar vinger over streelde.
Het was alsof het sieraad voor haar geschapen was want het pastte als gegoten rond haar pols, leek daar altijd gezeten te hebben.


De mist was plots weg en ze zag de lichten van een eenzame tegenligger die haar passeerde. Ze liet haar voet van het rempedaal komen , schakelde en reed verder.
De eerste momenten had ze het gevoel alsof ze iets vergeten was, alsof ze iets wou zeggen wat haar nu even ontglipte.
Ze parkeerde haast automatisch de auto, sloot af en ging binnen.
" Wat een mooie armband heb je aan ! " zei een collega.

Schrijver: Guido Kees, 16 oktober 2001


Geplaatst in de categorie: algemeen

2.3 met 18 stemmen 1.402



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Joke Wageveld
Datum:
17 oktober 2001
Email:
jokencentkabelfoon.nl
Een prachtig verhaal. Jammer van de enkele taalfoutjes, maar het leest prettig en prikkelde voldoende mijn nieuwsgierigheid om het uit te lezen.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)