Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Behangen

Ze zijn druk met behangen. Het valt ze knap tegen. De facelift van de slaapkamer waarin Cornelis en Charlotte na dertig jaar achterstallig onderhoud eindelijk in hebben toegestemd is geen sinecure.
Twee zoons en een dochter hebben ze samen. En dan is er nog Woemi, de dochter van Charlotte. Allemaal even enthousiast, ondernemend en voortvarend. En allemaal druk, druk, druk. Het moet in een week gedaan zijn. De twee bewoners zijn verbannen naar hun Huisje Buiten in het Brabantse.
Een van de mannen zal ook iets doen aan de krakende vloer. Hij jaagt zijn boor door de waterleiding. De kelder loopt onder. Niet getreurd, kan die ook opgeruimd. De kroon van het werk wordt een fles bessensap uit 1983. Een mooie zomer, met weken op het strand.

Ik word met schoondochter aan het behangen gezet. Twee, drie keer heb ik met Mischa het hele huis behangen, maar dat is weer een tijd geleden. Het duurt bijna een uur voordat de eerste baan erop zit.
Schoondochter heeft haast. Haar kinderen hebben gebeld. Ze hebben politie gezien in de straat, en bij een volgend telefoontje ook ambulance en brandweer. Ik zag altijd een leger van ridders optrekken vanuit de hoek van mijn kamer, had een leeuw op mijn borst, en een heks blies door mijn haren. Maar ja, dat gelooft geen mens. Bovendien belde ik nooit.
We behangen overlappend. Dat moet volgens schoondochter. We proberen het behang al af te snijden als het nog nat is. Te kort en met onvermijdelijke happertjes. Het project dreigt een fiasco te worden.
‘Het zit best wel goed’ spreken we elkaar moed in. Het duurt ook altijd even voordat je toe wil geven dat je slechte huwelijk toch niet ‘best goed’ is maar gewoon klote. Ik beloof de laatste stroken later in de week te doen. Net als de plintjes opnieuw een likje verf geven.

Als ik kom voor de tweede ronde zijn ze weer thuis. Charlotte helpt me op weg. Ze wordt steeds warriger zie ik wel. Hoe lang zullen ze nog van deze nieuwe slaapkamer mogen genieten?
Cornelis laat zich niet zien. Als ik een schroevendraaier wil pakken blijkt hij er toch te zijn. Hij zit achter zijn computer. Haastig verbergt hij zijn blote kont achter zijn jasje. Sinds hij plaspillen gebruikt is de wc zijn obsessie. Elk kwartier zucht en steunt hij zich met zijn stijve zware lijf er naar toe.
Dat is een probleem, ik moet het toegeven. Maar hij moet toch gehoord hebben dat ik er ben? Tijd genoeg gehad om een broek aan te schieten.
Zelfs Woemi zou ervan opkijken. Ze heeft me veel over haar mannetjes verteld. Ze piesten in de plantenbak of soms zelfs gewoon in de hoek van de slaapkamer. Lieten zich niet douchen of aankleden. Begonnen dan te meppen. Soms verloor een zuster haar zelfbeheersing en sloeg of kneep terug. Foei.
Biersteker lieten ze maar lopen in zijn vieze luier en pyjama. Totdat Woemi kwam. In haar handen was hij als was. Ze lachte maar wat liet hem even mopperen, ontweek een poging tot bijten en een slag. En dan, ik weet echt niet wat ze deed smolt het verzet en liet hij zich wassen en aankleden. Zat ze gezellig met hem de krant te lezen.
‘Je hebt m op de kop Biersteker’
En voetbal kijken. De herhaling gaf reden tot vreugde: ‘Nog een!’ Woemi lacht.
Als de kinderen Sinterklaasliedjes komen zingen zingt Biersteker mee. Zingen, nou ja, mompelen. En hij, het boosaardigste, lelijkste mannetje van de afdeling huilt als ze gaan. Had hij niet hoeven doen, voor Woemi kon ie toch al niet meer stuk.
Decorumverlies noemen ze het gedrag van Cornelis. Ik denk er verder maar niet teveel meer over na en stort me weer om mijn plintjes. Wat een gemier. Een lik op de vloer kan ik nog weg krijgen met een doek, maar op het behang? Voor een keer is het geluk met me. Ik smeer niks onder.

‘Ja, toen was ik nog een hele dame’
Charlotte laat me een foto zien uit de zestiger jaren. In een rood pakje, het haar stijf van de nepkrullen. Elegant, sierlijk, vrouwelijk. Eigenlijk niks voor de moeder van Woemi.
‘Dat was toen ik pas uit Amerika kwam’
Nee dus. Dat was vlak na de oorlog, Charlotte, en deze foto is van veel later datum. Even wil ze volhouden aan haar ongelijk, dan ziet ze haar fout. Of ziet ze niets en wil ze gewoon niet laten merken dat ze het eigenlijk niet meer weet? Zij, mijn band met het levende verleden, zij die zich alles zo feilloos weet te herinneren, die vroeger op kan roepen alsof het nu is, alsof je er zelf bij bent geweest?
En ik zie haar lopen over de afdeling, met een luier om. ‘s Nachts smeert ze met haar ontlasting de hele boel onder, en ‘s morgens vroeg wil ze zich niet laten wassen met zo’n modern efficiënt poetsdoekje en knijpt ze de zuster. En de hele godganse dag door roept ze dolend door de gangen hetzelfde:
‘Ze hebben haar van me af gepakt’.
En er is niemand die haar begrijpt. Want ze komen allemaal toch trouw, rollen Cornelis die ook nog een CVA heeft overleefd bij haar stoel, waarin ze nog minder dan vroeger kan blijven zitten.
Allemaal ja. Behalve Woemi. Want die hebben ze van haar afgepakt. Nou smeer ik toch een klodder op het behang.

Charlotte en Cornelis bekijken bewonderend het resultaat.
‘Wat een metamorfose’ zegt ze bij herhaling.
Ze zien de happertjes niet, storen zich niet aan het slordige behangen. Ik help haar met de eerste meubels terugslepen. Een kastje valt van narigheid zowat uit elkaar.
Ik suggereer of het niet beter weg kan.
‘Aan alles zitten herinneringen’
Nee, Charlotte doet niks weg. En ik help haar bij het ophangen van de eerste dingen. Weldra zal er van ons werk niks meer te zien zijn. Het huis in Limburg. Haar dochter, knutselwerkjes van de kinderen. En ik geef Woemi een knipoog voordat ik ga.

Schrijver: jorrit, 9 september 2007


Geplaatst in de categorie: kinderen

3.0 met 15 stemmen 754



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)