Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Jezusmina

De conducteur stapte uit op station Hilversum. Hij hield het perron in de gaten. Geen beweging meer bij de deuren, op de klok letten, sleutel omdraaien en op naar het volgende station. Vaste prik. De conducteur stapte half naar binnen, met één been op de treeplank. Hij keek langs de trein, even aarzelde hij. Afscheidsritueel. De ‘doeis’ en ‘daags’ zijn niet van de lucht. Waarom doen ze dat niet eerder? dacht de conducteur. Hij wachtte nog tien tellen totdat die oude vrouw van twee wagons verder afscheid had genomen van de man die haar wegbracht. Acht, negen, tien, ja nu moest het afgelopen zijn. Nog één woordje en daar was haar tas ook niet meer te zien. Gelukkig dus, allemaal ingestapt. Hij draaide de sleutel om en alle deuren sloten zich en de trein zette zich in beweging. Precies op schema. Via de eerste klas liep de conducteur naar de stuurcabine van de machinist. Dit was het heilig domein van NS personeel. Verboden toegang voor onbevoegden. De conducteur was wel bevoegd en nam een kopje koffie mee voor de machinist.
‘Nog iets bijzonders?’ vroeg de machinist.
‘Nee, hoor, mooi op schema.’ Ze nipten aan de hete koffie, de machinist had zijn linkerhand op de stuurknop. Ze tuurden naar een denkbeeldig punt op de rails voor hen. Het punt zweefde voor je uit en nooit haalde je het in. Het schokken van de cabine bij de wissels voelde vertrouwd. Maar de machinist was op zijn hoede.
‘Kom,’ zei de conducteur ‘ik ga maar eens op pad.’

De oude vrouw tuurde door het glas. Het was even na vieren maar het schemerde al. Ze keek dwars door de spiegelbeelden van de gezichten van de andere reizigers in haar wagon. Hoe kon hij denken dat ze het zo maar kon vergeten, dacht ze. Haar jongste zoon was elk moment in haar gedachten. Op zijn zeventiende had hij - altijd sportief en levendig - plotseling een knobbeltje onder zijn huid gevoeld. In zijn rechterbeen. Een sportblessure had iedereen eerst gedacht. Maar het knobbeltje groeide en werd pijnlijk. Het was botkanker. Vanaf toen was het snel gegaan. Onderzoeken, operatie, amputatie van zijn been. Daarna chemotherapie. Hij werd kaal, mager, was vaak misselijk. Talloze keren naar het ziekenhuis. Wachten. Het had niet geholpen, want de artsen zeiden uiteindelijk dat ze niets meer konden doen. Op zijn achttiende stierf hij in haar armen. Nauwelijks zwaarder dan 35 kilo. Voor haar andere zoon was het natuurlijk ook verschrikkelijk. Ze sportten en lachten samen. Ze waren heel verschillend maar hadden toch een goed contact. Waren gek op elkaar geweest. Maar de laatste tijd had haar andere zoon afstand genomen. ‘Je moet weer aan de toekomst denken. Het is nu drie jaar geleden. Pak het leven op, denk aan mij en je kleinkind.’ Dit soort dingen had hij gezegd. Net nog toen hij haar wegbracht op het perron. Nee, zodra ze alleen was dacht ze altijd aan hem. Hem terugzien was haar liefste wens.

Op station Bussum stapte een jonge vrouw in. Ze wrong zich door het smalle gangpad en de drukte. Tegenover de oude vrouw plofte ze neer. Toen de trein reed en ze geïnstalleerd was bekeek zij de oude vrouw. Haar ogen stonden zacht maar afwezig. In de ruit zag ze ze glanzen. Plotseling knepen de ogen van de oude vrouw zich samen. Ingespannen tuurde ze naar een vast punt. Ze keek omhoog naar een bruggetje waar de trein onderdoor reed. De oude vrouw stond gehaast op en mompelde iets.
‘Mevrouw voelt u zich wel goed?’ vroeg de jonge vrouw. Maar de oude vrouw mompelde telkens hetzelfde. Ze liep naar het eind van de wagon en trok resoluut aan de noodrem.

‘Maar wat heeft u dan precies gezien?.’ De conducteur vroeg het geduldig maar indringend. ‘Mijn zoon, mijn jongste zoon,’ antwoordde de oude vrouw.
‘Maar u zei me dat hij overleden is.’
‘Ja het klinkt ook gek maar hij stond op die brug. Laat me alstublieft uitstappen.’ De conducteur keek hulpeloos rond. Met zijn mobiele telefoon had hij contact met de machinist. ‘Weet jij wat ik hier mee aan moet?’ vroeg hij aan de machinist.
‘Laat haar alstublieft gaan meneer,’ zei de jonge vrouw die was meegelopen.
‘Oké, laat haar maar naar buiten, help haar maar even,’ viel de machinist bij.
Weer terug op haar plek zag de jonge vrouw ze lopen. De oude vrouw arm in arm met de conducteur. De rails staken ze voetje voor voetje over. De conducteur hielp haar bij elk pasje alsof het zijn eigen moeder was. Aangekomen aan de andere kant van het spoor liet hij haar los. De jonge vrouw zette haar hand tegen het glas en kon zien hoe de conducteur en de oude vrouw nog een paar woorden wisselden. De oude vrouw wees in de richting van de brug. De conducteur legde even een hand op haar arm en liep toen terug naar de trein. De oude vrouw liep uit haar gezichtsveld langs het spoor weg.

‘Ze zwoer dat ze haar jongste zoon had zien staan op die brug,’ zei de conducteur tegen de machinist.
‘Maar die was gestorven aan kanker.’
‘Ja.’
‘Hoe lang geleden?’
‘Drie jaar.’
‘Jezusmina.’
‘Toch zag ze er helemaal niet gek uit. Ook niet verward of zo.’
‘Heb jij iemand gezien op die brug?’
‘Het was bijna donker. Ik kon weinig zien.’
‘We moeten verder,’ zei de machinist. Zijn hand rustte al op de stuurknop. Maar hij liet weer los en pakte de deurkruk beet. ‘Moment,’ zei hij terwijl hij de deur van de cabine opende. Hij leunde zo ver mogelijk uit de cabine en tuurde de donkerte in. Na twintig seconden ging hij weer zitten en sloot het deurtje.
‘En?’
‘Het leek wel of er twee mensen dicht tegen elkaar aan stonden…’
Toen de trein weer reed had hij elf minuten vertraging. De conducteur had het zojuist omgeroepen voor de passagiers.
‘Heb je haar N-A-W gegevens eigenlijk gevraagd?’ vroeg de machinist.
‘Vergeten, stom, maar straal vergeten.’
‘Jezusmina,’ zei de machinist.

Schrijver: George Knottnerus, 9 januari 2010


Geplaatst in de categorie: verdriet

5.0 met 12 stemmen 470



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)