Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Nereïde

Wij zeewezens, wij hebben de macht in en over het water. Ik ben een nereïde en al mijn vrouwelijke familieleden zijn net zo mooi als ik. Wij nereïden zijn de verleidelijksten onder de zeewezens. Wij klinken over zee, zoals kerkklokken beieren over land; mooier nog dan de najaden zongen voor Odysseus.

Aeolus, god van de wind, is mijn vriend. Zijn stormen brengen mij vaak een nieuwe geliefde, dat is waarom ik hou van windkracht tien.

Ik woon in zee. Geen melusine, met 2 staarten, als wilde zij een mens gelijken met 2 benen, kan tippen aan mijn weelderig krullende staart, vol kleuren van zon, zee en parelmoer. Geen nimf of ondine waagt zich in onze schaduw, want wij steken ze de loef af in schoonheid èn verleidingskunst. Wij bedrijven de liefde als Aphrodite zelf.

Als ik het spel speel, wil ik het met niemand delen zelfs met mijn zusters niet. Mijn staart is zo gracieus, dat elke zeeman voor mij valt. Zelfs Zeus valt op mij. Zo sierlijk als ik door het water speer met mijn slanke onderlijf, sterk als een walvissenstaart, dat doet geen najade uit de rivieren mij na. Hun staarten zijn niet zo lang en sierlijk. Ondanks alle naijver onderling houden wij allen van de wind, liefst kracht tien, bij zeevarenden zo gevreesd.

Als ik wil spelen aan het strand kan ik mijn staart prachtig krullen om een steen of golf, in vol ornaat en verleiding, geen zeegod of zeeman die mij kan weerstaan. Ik zing met hemelstrelende stem, een gezang nooit door mensenoren gehoord. Ik zing alleen voor mannenoren als ze oogstrelend mooi zijn. Mijn keus is goddelijk mooi, gelijk aan Adonis. Altijd valt zo’n aardse man, zonder staart, voor mij. En waar valt hij op? Op mijn gezang en mijn roomblanke borsten. Als door Amors pijlen getroffen kijk ik in de diepten van zijn verliefde ogen en bedrijven we de liefde, zoals hij met geen aardse vrouw ooit heeft beleefd. Bezitten wil ik hem, om nooit weer los te laten. Extatisch, onvergetelijk en oneindig, tot ik hem in het vuur van mijn minnespel mee neem naar mijn element. Futloos, krachteloos wordt hij dan, om nooit meer vurig te genieten van de liefde. Een volgende storm brengt mij een nieuw lief.

Even speels met zo’n man liefhebben en dollen boven water of aan het strand is heerlijk, maar als ik ze mee wil nemen in hun verliefdheid naar mijn element, de zee is het voorbij. Ze spartelen nog wat na en vergeten al hun eerder vertoonde mannelijkheid. Niets kan hen dan nog boeien. Ik begrijp de aardse mannen niet.

Ze denken te kunnen zwemmen, maar kunnen niet eens ademen in zee. Dan laat ik ze lam, slap en futloos, als vallende boombladeren naar de zeebodem zinken. Daar laat ik ze over aan de okeaniden van de diepzee. Zij hebben niet zo’n hemels helder klinkende stem. Hun eenvoudig gezang is huiselijk, mooi als van zeehonden in paringstijd. Hun bovenlijf is groen, als de diepzee zelf en hun staart is stram en stijf. Ik hoop voor hen dat zij met hun trage bloedsomloop en loom gezang, nog fut krijgen in zo’n krachteloos mooi mannenlijf.

Wat zij, met door ons verleide mannen doen laat zich raden. Er kwam er nooit een weerom. Wij meerminnen houden van golvenstriemende, winddonderende krachten.

Schrijver: meerminfan, 1 juni 2010


Geplaatst in de categorie: erotiek

0.7 met 6 stemmen 1.654



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)