Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Opgedoken brieven van Arthur Rimbaud (12)

Ja, dat kan en de visioenen zullen je zuiveren als wervelwinden, als draaikolken, als parabels. Mijn lieve vader, ik heb het bereikt, ik gloei van top tot teen, ik ben één en al poëzie, ik hoef alleen maar ergens te snijden en het stroomt er vanzelf uit! Blijf een vrije vogel! hoger! Uw dronken zoon,
Arthur Rimbaud.

p.s.: woon je wel in Dijon? antwoord dan toch!

rue de Brabant, Saint-Josse-ten-Noode, 22 augustus 1872

Allerliefste vader,

Ook een magiër moet zich zo af en toe verplaatsen en dat heb ik dus gedaan. O mijn innerlijk oog is als een laaiend vuur in een duister woud, waar sjamanen zich verzameld hebben! sjamanen uit alle windstreken! Er brandt een kolossale vijfster boven mijn hoofd, aardmannetjes en elfen wijzen mij de weg. Ik wandel en converseer met de natuurgeesten in de Ardennen, mijn diepbeminde Ardennen! Ik aanhoor de verzamelde gedichten van lieveheersbeestjes. Ik kruip in hun huid en ik aanschouw de kleuren en vormen via hen. Ik wip over naar een vogelgedaante of een rups of een verdwaald hert. Rond bemin ik. De luiken van de hemel slaan open. Ik vang de gekleurde bladeren op. Ik zie mijn visioenen in de stromende beken. Het is gemakkelijk, al zou ik ieder moment kunnen sterven, maar ik ben evenmin bang voor de dood als voor het leven. Ik daag alle krachten uit. De woorden zijn niet van mij, de woorden komen van hen die mij hulp bieden. De geesten dansen om mij heen, ze zijn zo blij met mij, eindelijk een uitlaatklep. De eenwording tussen hemelse geesten en aardse geesten in mij. Tijdbom! Kruisdrager! Offergave! Ik zal de kruidendokter van de poëzie zijn, de opperste geneesheer, die wonderen verricht met woorden! Wellicht ben ik herboren, maar ach vader, ik voel mij zo eenzaam, zo eenzaam in mijn fijngevoeligheden. Achter mijn harde buitenkanten schuilt een heel zacht ei, dat weet u. Het doet pijn om steeds maar mijn stekels op te moeten zetten, terwijl ik zo graag mijn tederheden wil delen, mijn liefde delen, zachtaardig zijn in plaats van hardvochtig. Ik bescherm mijzelf, maar u moet weten dat mijn woestheid een façade is, een schild tegen de vele, vaak harde indrukken van de buitenwereld. O ik ben ten diepste zo zwak en wanhopig! zo overgevoelig en klein als een zuigeling! zo teer, zo broos, zo fragiel! maar vooral, lieve vader, zo intens verdrietig! en ik huil niet alleen om mijzelf, maar om heel de wereld, in alle facetten. Vaak huil ik om mijn heimwee naar u, al stond u maar even voor me om me op te vangen, om me te omarmen, om me te beschermen. Ik doorsta wilde tijden en vaak ben ik mijn leven niet zeker. Kan mijn hart het aan? Val ik niet stomdronken in een sloot? Krijg ik geen mes in mijn rug? Waarom verschijnt u niet eens voor me? u lijkt wel dood en als dat zo is, waarom kan ik u dan niet begraven? u leeft net zo goed als ik en daarom, voorwaarts! ik duik het leven in! Paul en ik genieten volop van het Belgische bier en van het Belgische landschap! we maken lange wandelingen en uitrusten doen we in treurige dorpscafé's. Waar gaat dit toch naartoe? Waar heb ik dit zware zwerversbestaan toch aan verdiend? We hebben het plan om naar Londen te gaan, te voet zullen we naar Oostende gaan, dat wil zeggen, zolang we dit volhouden, anders pakken we de trein. We willen allebei nog graag even Brugge in, om ons vast wat moed in te drinken. Paul maakt een verwarde indruk sinds hij zijn vrouw heeft afgeschreven. Ik mag er niet meer over praten van hem, voor hem nemen gedane zaken geen keer, althans dat zegt hij. Toen ik hem in Gent dronken uit de bosjes moest sleuren, brabbelde hij aan één stuk door over haar. Zijn schuldbesef is groter dan hij zou willen. Maar enfin, voorlopig zijn we samen en kan de rest van de wereld ons gestolen worden. Het valt niet mee om aan hasj te komen hier, bier genoeg, dat wel. Hopelijk zinkt onze boot niet. Vaarwel, vader, het leven is krankzinnig! Uw zotte zoon,
Arthur Rimbaud

Londen, Howland Street 35, 21 februari 1873

Liefste vader,

De oversteek is prima gelukt en ik vond het schitterend om de witte krijtrotsen van Dover te zien. In deze naargeestige stad is Soho ons toevluchtsoord, waar meerdere Fransen zich terugtrekken. Wij moeten niets van die stijve Engelsen hebben en wij drijven dan ook veelal de spot met hen. Paul en ik hebben geen zin meer om spelletjes te spelen, dus we tonen iedereen dat we als man en vrouw van elkaar houden, wat niet altijd in goede aarde valt bij de preutse Londenaars, maar dat was in Parijs ongeveer hetzelfde, alleen ging men daar meer aan de dingen voorbij. We proberen Franse les te geven, want geld raakt bij ons snel op, maar de Engelsen hoeven niet zo nodig Frans te leren, lijkt het, of ze doen dat liever op een school. Dat is dus geen goudader. Moeder heeft me met Kerst naar huis gelokt, maar daar trap ik niet meer in, ze maken van Paul een gevaarlijke boeman, die zijn verantwoordelijkheden niet kent, maar daarmee slaan ze alweer de plank mis, hij is gewoon een homofiel, die daar wat laat achter komt. Ze moeten hem met rust laten, want hij heeft het zwaar genoeg, als ze zo doorgaan, verzuipt hij zichzelf nog in de Thames en dat zou eeuwig zonde zijn, want hij is een groot dichter en dat weten die etters in Parijs ook wel! Laten ze hem maar geld sturen, want een kunstenaar van zijn formaat moet nu eenmaal veel wegdrinken of denken ze soms dat zijn gedichten allemaal voor niets komen aanwaaien? hij moet een zware tol betalen, een hoge tol, net als ik, maar wat begrijpen zij daar ook van.

Schrijver: Joanan Rutgers, 12 juni 2010


Geplaatst in de categorie: literatuur

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 59



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)