Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

de pen en de inktpot

In de kamer van de Schrijver plaatste iemand eens de opmerking: “Het is toch onvoorstelbaar wat er allemaal uit een inktpot kan komen. Ik ben echt heel benieuwd wat het de volgende keer weer zal zijn”.

“Nou en of!”, riep de Inktpot, “en dat heb ik ook altijd gezegd!”. En de Inktpot richtte zich tot de Pen en tot alle andere voorwerpen op de schrijftafel die het maar wilden horen. “Het is inderdaad onvoorstelbaar wat er allemaal uit mij komt! Bijna niet te geloven! En het mooie is, dat ik zelf ook geen idee heb wat het zal gaan worden, wanneer die man zijn pen weer in mij begint te dopen. Eén druppel van mij is al genoeg voor een halve bladzijde tekst en wat kan je allemaal niet kwijt in een halve bladzijde tekst?

“Je mag gerust zeggen dat ik fantastisch ben. Al het werk van de Schrijver komt immers uit mijn koker. Al die levendig en zo herkenbaar beschreven karakters. Al die heftige emoties, die ongebreidelde vrolijkheid en al die schitterende passages over de natuur - daar heb ik zelf overigens geen verstand van, want heb ik helemaal niets met natuur - maar dat alles zit dus gewoon in mij. Een hele sliert van lieftallige dames en koene ridders is ooit bij mij begonnen. En ik moet toegeven, dat ik het zelf allemaal niet had kunnen verzinnen”.

“Dat laatste kan ik mij heel goed voorstellen”, zei de Pen droogjes, “want eigenlijk ben je maar een bekrompen figuur. Anders had je ook begrepen, dat er uit jou nooit meer kan komen dan een simpele vloeistof. Jij bent alleen maar een hulpmiddel voor mij, om op papier te zetten wat in mij verborgen zit. Daarvoor heb ik inderdaad jou nodig, maar verder speel je toch echt geen rol van betekenis. Vergeet niet, dat het nog altijd de pen is die schrijft! Daar is iedereen het over eens en wat de mensen aangaat? Ach, de meesten van hen verstaan de schrijfkunst al niet veel beter dan een oude inktpot!”.

“Pardon?! Je komt pas kijken”, schamperde de Inktpot. “Je bent nog maar net een week in dienst en je begint nu al weer te slijten. Dacht je nou werkelijk dat jij de schrijver was? Kom op zeg, jij bent maar gewoon een bediende. Ik heb onderhand een heel legioen van jouw soort zien komen en gaan, sommigen van de ganzenfamilie en sommigen van Engelse komaf. Ik ben dus zowel bekend met de ganzenveer als met de kroontjespen. Ja ja, ik heb er al heel wat in dienst gehad en er zullen nog veel meer volgen, wanneer die man zich weer geroepen voelt om neer te pennen wat ik hem influister. En voor mijzelf is het ook altijd weer een openbaring wat hij uit mij tevoorschijn weet te toveren”.

“Inktpot! Alsjeblieft!” riep de Pen. “Blaas toch niet zo hoog van de toren!”.

Later op de avond kwam de Schrijver thuis. Hij was naar een concert geweest, had geluisterd naar een fantastische violist en was helemaal verrukt over diens adembenemende spel. De man wist uit zijn instrument een muziek te halen die je fantasie aan het werk zette. Dan weer had het geklonken als een zacht gespetter van waterdruppels, pareltjes van geluid, of als een koor van kwetterende vogeltjes. Dan weer klonk het als een woeste storm die raasde door het bos.

Het was een bijzonder moeilijk stuk, maar de strijkstok danste op een speelse wijze over de snaren. Het vioolspel ging met zulk een gemak, dat de eerste de beste toehoorder het idee kreeg dat hij dat zelf ook wel kon doen. Op goed moment leek het zelfs alsof de viool en de strijkstok geheel eigenhandig stonden te musiceren en dat geen van beide zich nog iets aantrok van de maestro, die hen toch tot leven had gebracht.

Maar de Schrijver was hem niet vergeten. Integendeel, hij noemde nog een keertje zijn naam en zette zich aan het schrijven. “Wat een schaamteloosheid dat de viool en de strijkstok alle eer voor zichzelf opeisten. Maar doen wij mensen eigenlijk niet precies hetzelfde? Wij schrijvers, artiesten, wetenschappers, generaals - wij allemaal zijn zo trots op onszelf. En toch zijn ook wij niet meer dan instrumenten, in de hand van de Grote Maestro. Wij hebben eigenlijk niets van onszelf om ons op te laten voorstaan”. Met een dergelijke strekking zette de Schrijver zijn gedachten op papier en hij gaf zijn parabel als titel “De Maestro en Zijn Instrumenten”.

“Zo! Dat zet jou wel even terug op je plaats, Dame” zei de Pen tegen de Inktpot, toen de twee weer alleen waren. “Hoorde je hem voorlezen wat ik allemaal had opgeschreven?”.

“Jawel” zei de Inktpot. “Ik hoorde wat ik jou had aangereikt om op te schrijven. En het ging juist over jou en dat snoeven van je. Wat gek, dat je het niet eens in de gaten hebt wanneer iemand jou de oortjes wast. Deze kwam toch behoorlijk aan, zou ik zeggen. Ik weet dat ik soms heel scherp uit de hoek kan komen”.
“Domme inkt-vlek!” riep de Pen.
“Domme kras-pen!” riep de Inktpot.
En beiden genoten ze nog na van hun gekibbel. En je slaapt zo lekker als je de ander even goed van repliek hebt gediend. En daarmee vielen ze dus in een heerlijke slaap, allebei overtuigd van hun gelijk.

Maar de Schrijver kon de slaap niet vatten. Zijn gedachten joegen nog voort zoals de klanken van de viool, dan weer dwarrelend als pareltjes, dan weer als een woeste storm razend door het bos. En hij begreep de emoties die door hem heen gingen maar al te goed. Hij was in zijn diepste geraakt door de Grote Maestro en aan Hem alleen komt uiteindelijk toch alle eer toe!

Hans Christian Andersen (1805-1875)
(vertaling/bewerking Max Hubeek)

Schrijver: Hans Christian Andersen (1805-1875)
Inzender: Max R. Hubeek, 12 september 2010


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.7 met 3 stemmen 234



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)