Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De Heilge Melkoe

We krijgen betaald parkeren. Voor personeel wel te verstaan, elke bezoeker betaalt al een leuke eigen bijdrage om zijn auto kwijt te kunnen. Dat is gewoon vinden we. Als je met de bus of de taxi komt moet je ook betalen. En bakstenen kosten geld. Ons terrein is laatst met zo'n dertig plaatsen vergroot, kosten: een slordige drie ton. Het is helaas niet genoeg.
Maar toch willen wij gratis. Dat is een principe, dat is een recht vinden we.
Aandachtig lees ik mijn post. Als lid van de ondernemingsraad valt je op hoe weinig mensen geïnteresseerd zijn in het wel en wee van hun ziekenhuis. Maar nu zijn de rapen gaar. Nooit geweten dat zoveel collegae ziek, zwak en misselijk waren, dat ze zo ver woonden in onmogelijke gaten waar de bus zo ongeveer eens in de week langskomt en dat zoveel mensen die acht cent per uur echt niet meer kunnen hebben.
Het heilige sausje van ‘goed voor het milieu en goed voor uw gezondheid’ waarmee het plan is gepresenteerd wordt weggehoond. Met uitroeptekens wordt het eigen gelijk onderstreept.
Rekenen kunnen we als de beste. Ineens kent een auto geen vaste lasten meer, onderhoud en hoef je geen wegenbelasting te betalen. Afschrijven doen we sowieso niet. Net als Woemi kijken we wel als de auto rijp is voor de sloop. Op die manier rekenend legt de bus het natuurlijk af. Voor de grap kijk eens naar mijn reële kosten. Peugeot 206, 12000 kilometer per jaar, duizend euro afschrijving (eigenlijk te weinig, maar waar moet ik het vandaan halen?), teveel boetes. Totale kosten een kleine 4000 euro, zo’n dertig cent per kilometer. De bus doet het voor ongeveer twaalf cent.

Eerlijk is eerlijk, ook ik ben gek op mijn auto. Niks heerlijker dan als een randdebiel naar het zuiden te racen, op een tijdstip dat iedereen anders allang onder de wol ligt. Straks begint het wandelseizoen weer. Hoe zou ik zonder auto me in al die onmogelijke oorden zondagmorgens om zeven uur kunnen melden?
En zomers, hup de fiets achterop en op naar De Veluwe of wat ook, snelweg af en fietsen maar. Cornelis en Charlotte zouden zonder auto zo goed als volledig aan huis gekluisterd zijn. Wel zo veilig voor iedereen anders natuurlijk.
‘Het gaat om het principe’ zegt ook Woemi. Zelf heeft ze ook zo haar redenen om die kleine zes kilometer niet met de fiets te doen. ‘s Ochtends scheelt het haar gauw vijf minuten, als het regent meer. ‘s middags raakt ze die tijdwinst weer kwijt. Dat telt niet. Er kan een grote boodschap worden gedaan. En bovendien is ze moe na een dag hollen en vliegen. In de avond en de nacht beschermt de auto haar tegen alle grote stadsgevaren.
De invaliden mogen voor de deur. Mooie, extra grote plaatsen. Als niet alles bezet is. Sinds wij ook overal mogen parkeren is het een bende. En dan die trap, hoe ze daar op moeten komen is me een raadsel.

Cornelis en Charlotte zijn allebei invalide. Hij loopt met twee krukken, zij met twee stokken. Elkaar helpen is er ook niet bij. Een rolstoel duwen met een vent van 130 kilo erin is voor Charlotte natuurlijk een onmogelijke opgave. En het omgedraaide ook. Cornelis heeft al genoeg aan zichzelf.
‘Ik mag hem voor de ingang zetten van de juffrouw’ beweert Cornelis. Dat mag wel niet, maar onder normale omstandigheden is er plek genoeg langs de oprit. Totdat de brandweer moet uitrukken natuurlijk. Zelf loopt hij moeizaam met twee krukken. Charlotte doet het eigenlijk niet meer, maar als het moet met twee stokken. Ze heeft zichzelf wijsgemaakt dat iemand haar gezegd heeft dat dat beter is.

Woemi probeert het tenminste nog: 'Charlotte, niet doen, dat is gevaarlijk, als je valt dan is het afgelopen.’ In ieder geval met lopen. En als je pech hebt met alles. Een kwart van de gebroken heupen overlijdt binnen een jaar, nog eens kwart wordt blijvend invalide. Maar Woemi praat tegen dovenmansoren natuurlijk.
Ik heb nog een rolstoel geprobeerd. Charlotte genoot van haar rondje door de Vomar.
‘Zo kom je er nog eens uit’ ze is vrolijk en koopt van alles wat ze niet nodig heeft. Wat bomt het, ze is er eens uit. Een week later vind ik de rolstoel in de schuur. En nog een week later is hij weg.
‘Een rolstoel, dat is voor invaliden’ vindt ze. Met haar guitige ondeugende ogen kijkt ze ze vrolijk mijn kant uit. Breng daar maar eens wat tegenin. Ik ontplof zowat. Hier valt niks tegenin te brengen, dit moet je loslaten. Zachtjes dreun ik voor mezelf de mantra op: ‘laat los, laat los, laat los…’ Het helpt, ik voel mijn boosheid afzakken. Als zij het zo wil dan zal het zo zijn. Dus gaat het met de rolstoel net zo als met Tafeltje Dekje, met het taxichauffeur spelen en naar verre en eenzame zussen gaan: op de vuilnisbelt van de goedbedoelde adviezen en hulp.
Charlotte laat zich niks zeggen, dat doet ze haar hele leven al niet. ‘Nooit een baas gehad’ suggereert Woemi als juiste oorzaak. Ik weet niet, ben bang dat de meeste bazen gillend gek geworden zouden zijn van zoveel eigenzinnige eigenwijsheid.

Woemi daarentegen verbaast.
‘Ik krijg vandaag een trappersmeter’ zegt ze. Ze gaat voor een heuse flatscreen.
‘Tegen de tijd dat er weer een WK is moet die wel bij elkaar gefietst zijn.’ Ikzelf vraag gewoon geen vergunning aan. Kan ik het terrein gewoon niet meer op met de auto.
Dat zijn er alvast twee minder. Kunnen Charlotte en Cornelis tenminste terecht.
‘Het gaat om het principe hè’ zegt Woemi fijntjes mijn kant uit, om zich vervolgens door mij uit haar regenpak te laten pellen. Ja, ze heeft gelijk, het gaat om het principe.

Schrijver: jorrit, 3 oktober 2010


Geplaatst in de categorie: verkeer

2.0 met 1 stemmen 411



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)