Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Petten, alpino's en hoeden

Ik kocht ooit in een keurige hoedenzaak te Heerenveen een blauwe pet, ik was vijftien en ik vond dat gewoon bij me passen, hij stond me erg goed, want ik had toen nog een slank, gaaf gezicht zonder snor en baard. Nu ben ik een baardaap met rood glimmende, warrige haren, ik knip hem soms wat bij, maar niet vaak, het kriebelt zo lekker op mijn borst en ik kan er zo lekker aan trekken met mijn rechter- of linkerhand. Ik heb een keer mijn wenkbrauwen afgeschoren, puur om te zien hoe dat zou staan, inmiddels is dat hersteld. Ik droeg mijn blauwe pet gewoon zoals het hoort en niet zo debiel achterwaarts zoals sommigen doen. Ik droeg mijn pet ook wel eens tijdens de lessen, maar dan was het al snel: 'Pet af, Rutgers!'. Ik voelde me extra beschermd door die pet, extra beschermd tegen de negatieve energieën van andere mensen, die door een gat in mijn aura al snel naar binnen konden, terwijl ik toch met de helm op geboren was. Dan zit er een soort vlies om het hoofd tijdens de bevalling, bij één op de zoveel duizend is dat, dan ben je paranormaal begaafd, dan kun je om de hoeken van de straten kijken, in de toekomst schouwen en helderziend zijn. In Italië werden ze beschouwd als ware sjamanen. Niet ver naast de waarheid, moet ik bekennen. Ik kocht ook alpino-petten, zoals de Fransen die veelal dragen, dat vond ik flamboyant en een tikkeltje commando-achtig, want ik droomde toen nog van een toekomst als marinier. Achteraf gezien een stomme flut droom. Ik droeg alle kleuren van de regenboog op het gebied van alpino's, achterlijke reacties konden me geen donder schelen, want ik voelde de dichter in mijzelf meer en meer ontwaken en dichterschap staat per definitie haaks op burgerlijkheid, beteugeling en vrees voor vernieuwing. Na de platte bedekkingen ging ik over op de hoedenmanie, ik hield van oude, Italiaanse hoeden en Amerikaanse grootheden. Ik liep dag en nacht met die hoeden op mijn halfdronken kop, niet dat ik mezelf een cowboy waande, geen gevreesde revolverheld, maar wel een doorgeschoten bohemien, die leefde voor de dichtkunst, vond dat één geslaagd gedicht het leven al de moeite waard is. Ik stak een meeuwenveer in de hoedrand en begaf mij in piratenstudio's, waar gesnoven werd en geblowd. Heel geheimzinnig allemaal, opgehaald door een vreemdeling, via trappen en platte daken uiteindelijk in het rovershol. Amersfoort, jaren tachtig. Later kocht ik voor mezelf een werkelijk perfecte hoed op maat in een Groningse winkelstraat. De kleur was vaag groen, zeer elegant en de vorm was betoverend golvend. Die hoed was mijn maatje, zonder die hoed voelde ik me onthand en naakt, ik voelde me van koninklijke bloede met die toverhoed op mijn poëtische brein. Soms ontleende ik mijn poëzieproductie aan die mooie hoed. Het kan toch, mensen zien je, mensen associëren en projecteren, zenden beelden uit. Een slimme truc dus, maar niet de hele waarheid natuurlijk. Dichters en hoeden, misschien komt die nostalgie uit mijn voorliefde voor de Tachtigers, die ook meestal hoeden droegen en de literaire heren voor hen ook. Toch is het iets wat nog dieper ligt in mij en kan ik er niet omheen, iets met mijn vorige levens, in ieder geval een natuurlijke behoefte. De mensen kijken ook anders naar mij als ik een hoed draag, dat ik dat durf en wie denk je wel dat je bent, in de jazz-wereld schijnt het een soort ereteken te zijn, dat je doorleefd bent. Ik vind het gewoon heerlijk om iets op mijn hoofd te voelen, een begrenzing in deze grenzeloze wereld, als een sierlijk-ouderwetse lijst om een schilderij. Op straat herkennen de hoedendragers elkaar, knikken instemmend en tevreden, alsof zij elkaars diepste geheimen kennen en aanbidden. Het is een aparte soort mensen, die hoedendragers, maar ze dragen wel respect uit, iedere drager van een hoed is anders, straalt een andere allure uit, is uniek in zijn of haar soort. Vrouwen met hoeden maken mij helemaal gek van adoratie en erotische belangstelling, voor hen lik ik hun hakschoenen schoon. Mijn lievelingshoed verloor ik tijdens één van mijn diepnachtelijke cafébezoeken, door een anonieme onverlaat gestolen, want toen ik nuchter kwam aankloppen, was er geen spoor meer te bekennen van de hoed die het meeste bij mij paste. Ik heb de dief nooit ontdekt, maar ik hoop dat hij hem inmiddels ook heeft verloren en dat hij nu bij niemand meer is, want hij hoorde bij mij en niemand anders.
Allerliefste hoed, we hebben onze Gouden Eeuw beleefd, laat dat onze eeuwige troost zijn!

Schrijver: Joanan Rutgers, 7 november 2010


Geplaatst in de categorie: liefde

0.8 met 4 stemmen 966



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)