Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Alleen gelaten

(voor Attila József (1905 - 1937))

Geboren in het majesteitelijke Boedapest, in de Grieks-orthodoxe sferen van je ouders, moest je als drie-jarige je vader al missen, die brutaal het gezin vergoed verliet.
Tot je zevende leefde je bij pleegouders in Öcsöd, waar je varkenshoeder was. Daarna was je weer bij je moeder en zussen in Boedapest en kon je naar school. Borbála, je moeder, onderhield jullie met schoonmaakwerk en waswerk. Een verhaal over je naamgenoot koning Attila was de basis voor je latere, literaire loopbaan. In de Eerste Wereldoorlog verkocht je water in de bioscoop, je stal hout en kolen op het treinstation, je schouwde met pakketten en je verkocht zelfgemaakte, papieren fietsjes aan rijke kinderen. Je was krantenverkoper en broodjesverkoper.
In 1919 stierf je moeder door een baarmoedergezwel, nu was je werkelijk een wees geworden, maar wel een doorzetter, want je behaalde je gymnasium, al deed je meerdere keren een zelfdodingspoging. Dat verklaarde je door de puberteitsproblematiek, maar de oorzaak zat veel dieper.
Je werd huisleraar en je eerste gedichten verschenen. Veroordeeld wegens godslastering in één van je gedichten werd je door de rechter vrijgesproken. Je werkte bij een bank, waar de andere, oudere medewerkers kleinerend over je poëzie spraken, zo van 'O, dat deden wij op jouw leeftijd ook!'. Die bank ging overigens failliet.
Je studeerde aan diverse universiteiten, ook in Wenen en Parijs. Je stortte echter in en je werd behandeld voor neurasthenie/neurose. Daarna leefde je van je pen en was je redacteur van het kritische tijdschrift 'Szép Szó'. Als man van het volk streed je voor internationale gelijkheid, net als je evenknie Majakovski. Je was een ware opvolger van Ady, de revolutie van het socialisme moest koste wat het zou kosten slagen en zegevieren, daar werkte jij als getalenteerde dichter maar wat graag aan mee, zo schreef je voor de communisten, maar ondanks een korte periode bij een splinterpartij, lieten de rode broeders en zusters je genadeloos vallen.
Al schreef je over gevoelige liefde en geestrijke dankbaarheid, de realiteit maakte een somber man van jou. Je verloor je toch al magere vriendenkring, eenzaam en geïsoleerd ging het allemaal bergafwaarts, je hebt nooit een gelukkige liefde gevonden en je bleef maar zweven, het lukte je maar niet om echt te aarden. Ellende, honger en walgelijke angsten dreven je steeds meer in het nauw. De officiële literatuurwereld erkende je niet en sloot je buiten als een krankzinnige paria. Toen je nergens meer enige aansluiting vond, al moet gezegd dat je niet tot binding in staat was, vanwege kindertrauma's en psychische gesteldheid, terwijl je ziel zo verlangde naar respectvolle saamhorigheid, wendde je je tenslotte af van heel de verstikkende wereld, ging je rigoureus verlaten wie jou verlaten hadden, uit boosheid en verdriet, wanhoop en teveel pijnlijkheden, je was pas twee-en-dertig, maar je had al een driedubbeldik ellendig leven geleid. Zoals dat gaat, werd je later als voorloper en ziener erkend en gehuldigd.
Sinds Milan Kundera wordt Hongaarse literatuur ook internationaal serieus genomen, misschien werkt zijn wereldwijde roem met terugwerkende kracht mee voor jouw roem? Terwijl jij net als Ady tot de grootsten van de wereldpoëzie behoren. Een nationale schande dat je zo bruut bent genegeerd, uitgekotst en stompzinnig alleen gelaten. Je hebt je nog met man en macht verweerd door je te storten in de strenge discipline van de poëzie, dit als zelftherapeutisch tegengif, maar het mocht helaas op de lange duur niet baten.
De Duitsers noemen het Freitod, wat ik een zeer milde en menswaardige benaming vind, met groot respect voor jouw intrinsieke levenswerk.

Schrijver: Joanan Rutgers, 11 juli 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.0 met 3 stemmen 293



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)