Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Deense hoogvlieger

(voor Johannes Ewald (1743 - 1781))

Je vader was een gammele, droefgeestige kapelaan, die jou onbedachtzaam het gevaarlijke web van de theologie induwde, waar hijzelf al zwaar onder gebukt ging. Je frivole, maffe moeder liet zich graag verwennen door hengstige mannen buitenshuis, waar je vader geen heisa van maakte, maar er ontbraken wel steeds meer miswijnen. Gedoken in de saaie theologische boekwerken, lag er steeds vaker een literatuurboek in verborgen, want daar lag je grootste passie, bij de mens bevrijdende woordkunst. Maar je snakte niet alleen naar geestelijke verlichting, want op een dag werd je zwaar getroffen door de poëtische schoonheid van Arendse Hulegaard, een zeer lief meisje. Omdat je op je vijftiende nog maar weinig indruk kunt maken op het andere geslacht, besloot je soldaat te worden. Samen met je broer vluchtte je naar Duitsland, met de verheugende, pijnlijke herinnering aan Arendse in je onstuimige hart. Ze zei niet geheel nee, ze aarzelde, waardoor je als een dronken verliefde luchtkastelen bouwde. Je broer deinsde terug voor het militarisme, maar jij greep je kans om eer te verdienen. Na vele veldtochten, schermutselingen en gruwelijke taferelen, kreeg je de rang van sergeant, maar vanwege je jeugdige leeftijd konden ze je moeilijk tot officier verheffen, al had je die rang zeker verdiend. Op je zeventiende keerde je terug naar Kopenhagen, je was zwaar verzwakt en je leed aan terugkerende angstvisioenen. Ondanks dat je als soldaat vaak in de gelegenheid was geweest om naar de hoeren te gaan, bleef je maagd voor je eerste geliefde, maar die reine Arendse was uitgegroeid tot een wulpse jongedame, die inmiddels was getrouwd met een hark van een kerel. Had je daarom in de Zevenjarige Pruisische Oorlog gevochten en je leven in de waagschaal gelegd? Je ontmoette haar nog eenmaal op straat, waar ze je nauwelijks een blik waardig gunde, blasé groette en de boodschappen voor manlief veilig thuis bracht. Het zielsdiepe verdriet wat zij jou heeft aangedaan zou je nooit meer te boven komen en het was de grootste reden voor je latere, offensieve, literaire wraakneming op haar kleingeestige, intrieste vernedering. Je verpieterde vader was inmiddels gestorven en je studeerde nog wat aan de universiteit van Kopenhagen, maar zonder veel lol, dus kapte je met alle studies en ging je volop een bohemienbestaan leiden, om inspiratie op te doen en 's nachts je triomfen schrijven. Je kreeg walgelijke ruzies met je verlopen moeder en je botte stiefvader, die je uitscholden voor verrotte vis, doelloze klaploper en werkschuwe uitvreter. Je dichterschap was je beroep, ook al had de maatschappij maar weinig respect voor geestelijke arbeid, het ging erom dat jij erin geloofde en je zou er alles aan doen om je roeping waar te maken. Je las Klopstock en je herkende jezelf in hem, aangespoord schreef je het ene briljante dichtwerk na het andere, je bewoonde een huis in Rungstedlung, waar je vrolijke jaren beleefde, vol alcoholische feesten en vrouwelijk gezelschap en waar je de opera 'Balders dood' schreef. Later zou Karen Blixen in datzelfde huis wonen, het is maar dat je het weet, niet de minste om in jouw vrolijke sferen rond te dolen. Je woonde een redelijke tijd in het huis van een visserij-inspecteur, wiens minzame dochter, Anna Hedewig, je bedwelmde met haar zorgzame, troostrijke tederheid. Je wilde dolgraag met haar trouwen, maar je egoïstische, haatdragende familie verhinderde je amoureuze plannen. Omdat de problemen met je twistzieke familie aanhielden, verhuisde je gedesillusioneerd naar het eenzame stadje Humlebaek, waar je een weerloze prooi van je alcoholisme werd en zwaar depressief je dagen aftelde. Al was je dan door je bloedeigen familie verwaarloosd, hier stond ineens een integere hulpverlener voor je deur en hij heeft je bevrijd van de uitzichtloosheid, waardoor je na al je komedies en heroïsche drama's eindelijk je hoogtepunt 'De vissers' schreef, met als drijfveer de herinnering aan Anna, die je om niets zoveel oprechte liefde had geschonken. Het Deense volkslied komt uit jouw bejubelde meesterwerk en bezorgde vrienden brachten je naar het gemoedelijke Sobaekshus, vlakbij Helsingor, enkele kilometers boven Kopenhagen. Je gebruik van oude, Scandinavische mythen en sagen was revolutionair, evenals je vernieuwende manier van schrijven, waardoor heftige emoties het starre classicisme omver wierpen. Toeristen kwamen je bekijken als een monumentale attractie, want je literaire roem gonsde door heel Denemarken, maar veel vreugde heb je niet aan die brave pottenkijkers beleefd, daar je inmiddels door hevige pijnen werd gekweld, vanwege je oprukkende reumaklachten en de tol die de alcohol na jaren van illusionaire vrolijkheid kwam innen. Je persoonlijke verpleegster Ane Kirstine Skou deed alles om het naar je zin te maken, maar soms was de pijn zo erg, dat je zelfs naar haar vloekte, terwijl je het liefste je van pijn verwrongen gelaat huilend tussen haar moederlijke borsten wilde drukken. Je snikte ook om het wrange feit, dat je onsympathieke moeder met de vader van Arendse was getrouwd, wat je levenslijden wel heel bizar maakte. Ana was getuige van je laatste slokken wodka, waarna je aan een overdosis lijden gestorven bent, een overdosis liefdeloosheid, maar vanuit een hoek in je sterfkamer zag je dat de diep ontroerde Ana je een welgemeende kus op je heilige lippen gaf, terwijl een windvlaag de laatste act positief bevestigde.

Schrijver: Joanan Rutgers, 6 september 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 98



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)