Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Natuurliefhebster

(voor Emily Carr (1871 - 1945))

Je bent geboren in Victoria, in British Columbia. Je ouders kwamen oorspronkelijk uit Engeland en je werd dan ook volgens correct Engelse normen en gewoonten opgevoed. Je vader Richard was een rijke koopman, die zich een groot huis kon permitteren. Je was de op één na jongste van zes kinderen, één broer en vier zussen. Je moeder Emily Carr Saunders was de hele dag druk in de weer met het huishouden en de verzorging van haar kroost. Ze poetste en boende de chique kamers met de hoge plafonds en het beeldige lijstwerk, inclusief de pluisjesloze, glimmende salon, die als conversatieruimte diende. Je werd christelijk opgevoed, volgens de streng-calvinistische leer, waardoor je iedere zondag naar de Presbyteriaanse kerk moest, behoorde te bidden op geregelde tijden en de zondagse preek van de dominee moest navertellen, wat je maar amper lukte, omdat je liever door de kerkramen naar de bewegende bladeren keek. Het zwart-wit-denken van de bulderende, schuldcomplexen aanpratende dominee boeide je van nature niet. Het kweekte een uiterst benauwde sfeer, waarin je als vrije, onaangepaste geest razendsnel verstikte. Maar je vader kwam als koopman genoeg in wereldse sferen en hij hield van originele schilderijen, die hij vol trots aan de wanden hing met lange verhalen over de ontstaansgeschiedenis, die hij grotendeels verzon. Hij stimuleerde jou in het maken van tekeningen en olieverfschilderijtjes. Op je twintigste waren je ouders allebeide gestorven en je verhuisde naar San Francisco, waar je twee jaar aan het Kunstinstituut hebt gewerkt, want je wilde nu echt je leven aan de kunst wijden, terwijl medestudenten je ook meezogen en je een geheime missie koesterde. Terug in Victoria maakte je plannen om hogerop te gaan reizen, deels om de verbijsterende natuur, deels om de authentieke bewoners, die steeds meer verdween. Je kon al goed paardrijden, wat je in die afgelegen streken van pas kwam. Je bezat een flinke dosis lef om als zeer knappe jongedame van zevenentwintig naar diverse aboriginal-dorpen te gaan, maar je kende hun verleden, want het waren juist de blanken die hen seksueel overdragelijke ziekten brachten, juist die brute pioniers, die de cederschorsrokken van de topless-dames kapottrokken. Het gewelddadige veroveringsinstinct zat niet in hen. In Ucluelet deelde je het leven met de Nuu-Chah-Nulth of Nootka mensen, inheemsen die je liefdevolle hart liefdevol gestolen hebben. Daarna ging je helemaal met de boot naar Londen, waar je studeerde aan de Westminster School of Art, in een oud architectonisch museum, met in het midden een doorzichtig dak, wat je herinnerde aan de kerkramen. Gezien je voorliefde voor oervolkeren ging je naar het uiterste oosten van Zuid-Engeland, waar de Cornish-mensen wonen, typisch Kelten. Je vertoefde daar in Cornwall in een ludieke kunstenaarskolonie, waar de zeden nogal breekbaar waren, waar je een gespierde Schot tot je heilige der heiligen hebt toegelaten, waar je levenslang goede herinneringen aan bewaarde. Door je wispelturige aard kon je je nooit aan één man blijven binden, dat boezemde je angst in, rust bracht al gauw roest teweeg. Te lang intimiteit maakte je hysterisch en ontoerekeningsvatbaar en vooral zeer giftig en destructief. Op je vierendertigste werd je kunstlerares in Vancouver, bij de Kunstclub voor Dames, maar dit duurde slechts een maand, daar je niet geliefd was bij de nette pruillippen, omdat je in de klas rookte en omdat je de leerlingen stevig uitschold voor amateuristische kliederaars, waardoor ze stuk voor stuk wegbleven. Je ging met je avontuurlijke zus Alice naar Alaska, waar je opnieuw contact maakte met de inheemsen en je besloot met jouw kunst hun kunstzinnige historie vast te leggen. Daarnaast bleef je wel de moderne stromingen bijbenen. Je ging naar Parijs, waar je aan de Academie Colarossi studeerde, die immers vrouwen aannam en mannelijke naaktmodellen gebruikte, ooit bewoond door Camille Claudel. Je raakte volop onder de indruk van de avant-gardistische Harry Gibb, die ademende kleuren gebruikte en baanbrekend was, net als de fauvisten. Je reisde naar de Koningin Charlotte Eilanden en langs de Skeena-rivier, terwijl je je verdiepte in de inheemse kunstwerken. Zo schilderde je een gebeeldhouwde raaf, wat je later uitwerkte tot 'Grote Raaf'. In het sjamanisme een heilige vogel. In Tanoo schilderde je drie totempalen en je maakte vele verbluffende landschappen. Je exposeerde je inheemse schilderwerken, terwijl je het opnam voor de primitieve kunst, die snel dreigde te vergaan. Je was de bekende roepende in de woestijn en zwaar gedesillusioneerd keerde je naar Victoria terug, waar je troost vond bij je zussen en vijftien jaar lang de kunst vaarwel hebt gezegd, al schilderde je soms nog wat kliffen en bomen. Je runde een naargeestig pension en de kunstavonturen hadden je een diepe, inactieve depressie bezorgd. Je verafschuwde de institutionele kerken met hun kortzichtige, splijtende gezever en je vond rust binnen de theosofische denkbeelden, waarbij je gesteund werd door je vriend en collega-schilder Lawren Harris, een modernist, veertien jaar jongen en een wilde stier in bed, net wat je nodig had. Al was hij officieel nog getrouwd, in de praktijk kon hij geen rok met rust laten. Op je zesenvijftigste werd je bevrijd uit je muffe isolement en mocht je zesentwintig schilderijen exposeren over de Oorspronkelijke Kunst, tezamen met je keramiek en wandkleden. Je kroop weer uit je schulp en door de Groep van Zeven steeg je zelfvertrouwen weer. Je reisde nogmaals naar de plekken van vroeger en naar Lillooet, Yuquot en langs de Nass-rivier. Hoog te paard zag je piemelnaakte mannen, die met speren zalmen uit het water spietsten. Je genoot van de overdonderende, bedwelmende natuurbeelden, met wie je een zalig pact had gesloten. Je kwam ook om afscheid te nemen en de beeldschone, goddelijke natuur te bedanken. Zes jaar voor je overlijden kreeg je al een pittige hartaanval, waardoor je bij Alice ging wonen en de schilderkunst verruilde voor de schrijfkunst. Twee jaar later verscheen 'Klee Wyck', wat je een Governor General Award opleverde. Vele boeken volgden, totdat je een fatale hartaanval kreeg en de wereld meer en meer besefte wie je werkelijk was.

Schrijver: Joanan Rutgers, 28 januari 2012


Geplaatst in de categorie: literatuur

2.0 met 1 stemmen 101



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)